32
eene nadere beoordeeling van het werk gevoegelijk te kunnen wachten tot
na de verschijning der inleiding. Intusschen onder de nu uitgegevene stuk
ken bevinden er zich een paar, die mij van ouds interesseerden, en die ik
daarom al dadelijk na het verschijnen der betreffende aflevering nasloeg,
om het gevoelen der uitgevers over enkele twijfelachtige punten in te win
nen. Ik ben daarbij teleurgesteld, en de redenen dier teleurstelling geven,
naar het mij voorkomt, zulk een juist specimen van het gebrekkige, dat
naast veel goeds aan deze uitgave eigen is, dat ik gemeend heb op mijn
aanvankelijk plan te moeten terugkomen en een enkel woord te moeten wij
den aan de wijze, waarop de bedoelde stukken gecommentariëerd zijn.
Het eerste stuk, dat ik op het oog heb, is de akte aangaande de grens
scheiding tusschen Keiderland en het Oldambt (no. 814"). Die grensscliei-
ding is volgens Emmius (Hist. blz. 222 en 223) in 1391 vastgesteld en 28
jaien later vernieuwd. Inderdaad zijn er twee oorkonden, beide in afschrift,
bewaard, waarvan de eene het jaartal 1391, de andere dat van 1420 voert,
maar van beide stukken is de dateering niet geheel in den haak. Dat van
1391 het andere valt buiten het kader van het Oorkondenboek is
voluit gedateerd: Anno nativitatis ejusdem (Domini) MOCCXCI indic-
tionis tredecime mensis Junii die vicesima prima hora vesperarum vel
quasi pontificatus sanctissimi in Christo patris ac domini nostri domini
Martini divina providentia pape quinti anno suo tertio. Sinds lang is opge
merkt, dat noch het indictiecijfer noch het regeeringsjaar van den paus
met 1391 overeenstemmen, beiden hebben betrekking op 1420. Zonder twij
fel hebben de uitgevers van het Oorkondenboek datzelfde willen zeggen,
toen zij, het stuk op 1391 stellende, daarbij deze noot voegden: ,,Dit jaar
tal, in het stuk zelf genoemd, komt niet overeen met de andere daarin gege-
vene aanwijzigingen omtrent den datum, die betrekking hebben op 1420".
Feitelijk zeggen zij echter iets meer, n.l. dat ook de datum 21 Juni niet
betrekking heeft op 1391 maar op 1420. Zonder nadere verklaring klinkt
dit eenigszins zonderling, daar toch in 1391 ook een 21' Juni voorkomt.
De zaak is, dat de in de akte vermelde hoof deling Egge Addingain JVester-
woilde reeds 1 Juni 1391 overleden was, en dat daarom het stuk niet van
21 Juni 1391 dateeren kan, maar dit had dan toch gezegd moeten worden.
Ook in een ander opzicht had zulks het Oorkondenboek ten goede kunnen
komen, de uitgevers zouden zoo doende misschien tijdig ontdekt hebben,
dat zij de bedoelde akte van 1 Juni 1391 (in Octava Corporis Christi) abu
sievelijk van 4 Juni 1391 hebben gedateerd (zie no. 820), nu is deze onge
lukkige drukfout blijven staan.
Hetzelfde stuk (no. 814) geeft mij nog aanleiding tot eene andere op
merking zoo men de namen der Oldambtster lioofdelingen in deze oor-
33
tonde vergelijkt met die, welke bij Emmius en in het stuk van 1420
(Friedlander I no. 270) voorkomen, dan blijkt er een naam te zijn uitge
vallen. Op zichzelf had dit m. i. reeds in eene noot vermeld moeten wor
den, maar zulks was dubbel noodig, nu dientengevolge aan een ander hoof-
deling eene verkeerde woonplaats wordt toegekend. In plaats van Sebo
Ennens in Scheemda heeft n.l. Emmius twee hoofdelingenSebo Ennema
Midwoldanus en Elcto Scliemedanus, en het stuk bij Friedlander heeft
eveneens Sebo Emmens in Midwolda, Elcko Tamminga in Scheemda. In
de sub 814 afgedrukte akte moet dus tusschen Sebo Ennens eener- en in
Scheemda anderzijds een hiaat worden aangenomen. Sebo Ennens was niet
hoofdeling te Scheemda maar te Midwolda. Dit aan te teekenen ware m. i.
wel zoo nuttig geweest als het corrigeeren van mensis in mense (in den
zinacta et facta sunt hec anno, indictione, mensis, hora et pontificatus
quibus supra), vooral wanneer men daarbij pontificatus ongecorrigeerd
laat staan.
Nog op de dateering van een ander stuk (no. 897) wensch ik de aandacht
te vestigen. Het is een verdrag van Frederik van Blankenheim en de Dren
then met Tyabke Yeldrix, verwaerre van Westerwolde, in het Diversorium
van bisschop Frederik, waaruit het alleen bekend is, gedateerd van 18 Juli
1325. Dit jaartal is natuurlijk foutief, want in 1325 was Frederik van
Blankenheim nog geen bisschop van Utrecht. De uitgevers verbeteren 1325
in 1395 en verdedigen die dateering alleen met deze woorden„1395 is
met het oog op de namen, in het stuk voorkomende, waarschijnlijk". Er
komen slechts twee namen in het stuk voorFrederik van Blankenheim
en Tyabke Yeldrix: de eerste was bisschop van Utrecht van 1393 tot
1423, de tweede wordt vermeld in oorkonden van 1 Juni 1391 (Oorkonden
boek no. 820), 12 Maart 1392 (aldaar no. 829), 27 Mei 1402 (Driessen blz.
834) en 28 September 1405 (aldaar blz. 835 en Yan Mieris IV blz. 24). Let
men dus uitsluitend op de namen, dan is er voor de opvatting der uitge
vers veel te zeggen, want de verandering van MCCCXXY in MCCCXCY ligt
dan het meest voor de hand. Maar zoo men de geciteerde oorkonden nader
beschouwt, dan rijst er twijfel aan de juistheid ook van het jaartal 1395.
Tyabke Yeldrix komt n.l. wel in de oorkonden van 1391 en 1392 voor,
maar hij voert daarin niet den titel van verwaerre van Westerwolde. Zoo
wordt hij alleen in 1402 en in 1405 genoemd, en dit laat zich wel verkla
ren. Hoofdeling te Westerwolde was toenmaals Haje Addingdeze werd
bij de verovering van Farmsum in 1401 (Siclte Benninge editie Feith blz.
60 en 61) door de Groningers gevangen genomen, eerst bij het bovenaan
gehaalde verdrag van 28 September 1405 bedong bisschop Frederik van
de Groningers zijne invrijheidstelling. Gedurende de gevangenschap van
Haje nu vinden wij Tyabke Yeldrix als verwaerre van Westerwolde ver-
Zelfs zou het m. i. wenschelijlc zijn geweest alleen de „rulla" zelf met het jaartal 1391
in den tekst op te nemen, en den aanhef en het slot, die van den notaris, die na 1420 schreef,
afkomstig zijn, weg te laten.
De uitgevers lezen: Tyabbe. Er staat echter in het Diversorium duidelijk Tyabke; in
andere oorkonden heet hij Tiabeke, Tyabeke of Tyabbeke.