10 Inmiddels had Dr. P. A. Tiele een tweede reeks aangevangen, welke de geschiedenis der Nederlanders in den Maleischen Archipel buiten Java tot onderwerp had. In 1886 verscheen daarvan het eerste deel. De dood verrastte dezen historicus, toen met het ter perse leggen van deel II reeds was begonnen. Mr. Heeres nam zijn taak over en schreef de inleiding voor dit deel. Thans is deel III verschenen Het doel van deze reeks is het uitgeven der belangrijkste van elders niet bekende documenten en het toelichten daarvan in een inleiding, die niet wil zijn een geregeld geschied verhaal, maar slechts wil trachten licht te laten vallen op de gepubliceerde archivalia. Dit derde deel behandelt de jaren 1640 tot 1649, de periode dus, welke de laatste jaren in zich besluit van het Gouverneur- Generalaat van Antonio Yan Diemen, gestorven 1645, en het bestuur van Yan der Lijn, een glanspunt dus in onze koloniale geschiedenis. Den Portugeezen trof de grootste slag, die hun konde treffen wat hunne staatkundige positie in den Archipel betrof, door de verovering door de Nederlanders van Malakka in 1641. Yan nu af was die positie bijna tot niets teruggebracht, al bleven zij niet gering te schatten handelsconcurrenten. De Engelschen waren lastig, niet meer gevaar lijk; de Spanjaarden teruggedrongen in een uithoek der Molukken de Denen eene quantité négligeable. Wat de verhouding der Neder landers tegenover de inlandsche vorsten en volkeren betreft, de potentaten van Java en Sumatra en de sultan van Makassar waren ten zeerste onder den indruk der machtsontwikkeling dezer Westerlingen; Banda was geheel een Nederlandsch wingewest; Ambon lag aan de voeten van den overwinnaar, al wilde het zich niet overwonnen verklaren en al dreigden daar nieuwe gevaren voor de Oost-Indische CompagnieTernate schikte zich naar de politiek dier handelsvennootschappijop Solor en Timor werd de Nederlandsche invloed versterkt. Op bevel van Yan Diemen en Yan der Lijn werd het Oosten van den Archipel steeds meer en beter onderzocht. Mr. Heeres tracht in de inleiding de politiek der Compagnie zooals die zich uitte in de handelingen harer ambtenaren in het Oosten, te schetsen en de tegenstelling aan te toonen, die meer en meer ontstond tusschen de politiek der Bewindhebberseen zuivere bekrompen handelsstaatkunde en die van het Opperbestuur in Indië, die, hoewel zij natuurlijk den handel als grondslag hunner staatkunde moesten aannementoch ookveel meer dan de Bewindhebbers, zich als de bestuurders van een staatkundige mogendheid gingen beschouwen. Hij vat de gevolgen van deze gemengde, maar bijna steeds zegevierende, politiek aldus samen: 11 „Op beslist vijandelijken of op gespannen voet met andere Euro- peesche volkeren in het Oosten; de monopolie- of privilegiecon tracten met inlandsche vorsten met kracht gehandhaafd even als het monopoliestelsel, in de landen aan ons onderworpen; een schijnvriendschap met de inlandsche vorsten, wier belangen met die der Compagnie in botsing kwamen, zonder dat vooralsnog die botsing voor haar een ernstige bedreiging waseen goede verhou ding met die potentaten, van wie de belangen der Compagnie voorloopig in 't geheel niets hadden te vreezenterwijl de handel op hunne landen wederzijdsch voldoende winsten opleverde; nergens bemind, overal ontzien." W. Yan Geer. De opkomst van het Nederlandsch gezag over Ceilon. Eerste gedeelte. Leiden, A. W. Sijthoff. 1895. (Sn). XYI 153, 100 bldzz. Ook voor dezen arbeid werden de materialen hoofdzakelijk opgedolven uit het oud-koloniaal archief. De titel duidt aandat bij den heer Yan Geer de gedachte is gerezen, De Jonge's werk als voorbeeld te nemen. Hij houdt zich dan ook meer aan het plan van dezen auteur, die in zijn inleidingen een doorloopend geschiedverhaal trachtte te geven en de door hem gepubliceerde documenten als zoovele bewijsstukken daaraan toevoegdedan aan de bedoeling van Dr. Tiele, wiens hoofddoel was, de documenten uit te geven en die de inleiding slechts trachtte te doen strekken om de archivalia toe te lichten. Nu is het standpunt van De Jonge uitmuntend onder ééne mits, dat n.l. bij het bewerken der inleidingen ook de bronnen van anderen oorsprong dan de Neder landsche worden geraadpleegd. Dit deed De Jonge weinig en ook Yan Geer erkent, dit niet of weinig te hebben kunnen doen. „Eene- volledige geschiedenis der Nederlanders in eene hunner overzeesche bezittingen zoude ik zoo schrijft hij niet kunnen geven. Daartoe ontbraken mij vooral de Portugeesche bronnen voor een juiste en onzijdige beschouwing van zaken onmisbaar." Hij trachtte nu te leveren „een doorloopend geschiedverhaal betref fende de vestiging der Nederlanders open den daarmede gepaard gaanden strijd over een eiland, hetwelk gedurende twee eeuwen tot de belangrijkste bezittingen der Oost-Indische Kompagnie heeft behoordYan het leveren van kritiek heb ik zoo zegt hij mij zooveel mogelijk onthouden. Daartoe achtte ik mij niet gerechtigddaar door mij inderdaadop enkele uitzonderingen na, slechts Nederlandsche bronnen geraadpleegd konden worden." Na eerst een kort overzicht te hebben gegeven van de geschie denis der Portugeezen vóór de komst der Nederlanders en van de eerste Nederlandsche betrekkingen met den vorst van Kandikomt

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1896 | | pagina 11