74
Strich zwischen Gegenwart und Vergangenheit gemacht, und die alten
Rechte und Besitztitel ganzlich entwertet habe."
Uitvoerig zet de heer Schweizer daarna met voorbeelden uiteen, van
hoeveel belang oude stukken somtijds voor de praktijk kunnen zijn. De
geschiedenis treedt zoodoende in dienst der praktijk en wordt vruchtbaar
voor den staatsdienst, „der ja doch die erste Aufgabe bildet eines wirlt-
lichen Archivars, der nicht nur tote Schatze der Vergangenheit bewahrt."
De archivaris alleen, die zich gewent het verleden in het licht van het
heden en het heden in het licht van het verledene te beschouwen„in
einem viel unmittelbareren Sinneals dies dem gewöhnlichen Historiker
möglich ist", kan zulke ingewikkelde historisch-pralctische vragen voldoende
oplossenhij alleendie weet, hoe het staatsbeheer in den loop der
eeuwen veranderd is en hoe dus hetzelfde onderwerp achtereenvolgens
behoord heeft tot de bevoegdheid van verschillende bestuursorganen.
Daarom kan de archivaris in vele gevallen ook niet, zooals de bibli
othecaris, volstaan met het voorleggen der stukken. Daarom ook is eene
bureaucratische organisatie der archieven (zooals in Pruisen) of eene bu
reaucratische opvatting van het ambt door den archivaris voor wetenschap
pelijke bezoekers geheel onvoldoende. Het is ongerijmd te vorderendat
de bezoeker het stuk, dat hij verlangt, altijd bepaaldelijk aanduidt, hem
inzage van alle stukken te weigerendie niet uitgegaan zijn van den door
hem behandelden persoon, hem de raadpleging van den inventaris te ver
bieden en voor hem de resultaten geheim te houdendie de archivaris
door eigene studie verkregen heeft. Zoodoende wordt alle wetenschappelijk
onderzoek in de archieven onmogelijk Het is waar, dat met zulk eene
opvatting de archivaris veel tijd aan zijne bezoekers moet geven. Vooral
de genealogen, „diese Hyanen der Archive, die oft für höchst zweifel-
hafte Zwecke das ganze Archiv umwalzen mochten," zijn hinderlijken de
verleiding is groot om te wenschendat „dieser Zunft" het bezoeken der
archieven verboden werd. Maar zelfs in dit geval schijnt het wenschelijk
de beslissing aan den archivaris te laten, omdat ook bij deze nasporingens oms
ernstige belangen in het spel zijn. Volledige openbaarheid der archieven en
onbeperkte liberaliteit moeten dus de wachtwoorden van den archivaris zijn.
Gaat het u als mijdan zult gij in het bovenstaande betoog met groot
genoegen tal van oude kennissen ontdekken en den schrijver uit de verte
de hand reiken niet alleen als ambtgenootmaar ook als geestverwant.
S. M.
Boekbespreking.
Tweede aflevering.
Met prijzenswaardigen spoed hebben de bewerkers van het Oorkonden-
boek de eerste aflevering door eeue tweede doen volgen, waarin de
75
stukken uit de jaren 12881334 worden medegedeeld. Het ligt in den
aard der zaakdat dezelfde verdienstenwaardoor de bewerking der
eerste aflevering zich onderscheiddeook hier worden aangetroffenen
ook dat de enkele bezwarendie tegen de inrichting van het werk te
berde zijn gebracht, in deze aflevering niet zijn opgeheven. Toch hadden
althans sommige opmerkingen meer gehoor kunnen vinden. Zoo heeft
mr. Muller in zijne aankondiging der eerste aflevering in den Spectator
gewezen op het foutieve der spelling „proostdij", toch is die spelling ook
in deze aflevering behouden (zie nr. 199). Slechts in één opzicht is mij
gebleken, dat de uitgeoefende critiek door de bewerkers is ter harte
genomen. De heer Muller, daarin niet zoo ver gaande als ik, had
gewilddat in de beschrijving der stukkendie alleen ter wille van
een getuige of een ander in de oorkonde genoemd persoon waren opge
nomen de nadruk op die personen werd gelegden niet de inhoud van
het stuk in zijn geheel werd weergegeven. Het schijnt inderdaad, dat
overeenkomstig dien wenk de redactie van het opschrift van nr. 296 is
ingericht; anders hadden toch Rolof van Peize en Ecbrecht van
Groenenberg niet in de eerste plaats genoemd moeten worden.
Omtrent den door de stad Groningen gebezigden jaarstijl tasten wij
nog altijd in het duister rond. Blijkens nr. 189 (anno MCC nonagesimo
secundo, feria sexta post primam domiuicam in XL 1292 Februari
29) bezigde de raad in 1292 den Paaschstijl niet, en blijkens nr. 220
(anno MOCC tercio in die Valentini martyris 1304 Februari 14)
12 jaren later wel; terwijl de prefect van Groningen, wiens jaarstijl in
1309 nog niet vaststaat (zie nr. 228), althans sedert 1322 (in navolging
van den bisschop?) den Kerst- of jaarsdagstijl gebruikte (zie de nrs. 273
en 333). De juistheid van de overbrenging der bedoelde dateeringen
ontken ik natuurlijk in geenen deelede inleiding zalik twijfel er niet
aan, ons daaromtrent volledige inlichtingen geven. Intusschen zijn er
andere herleidingen van datums, die niet Groningen of Drente zelf
betreffenen dus meer eigenaardig in noten dan in de inleiding kunnen
worden toegelicht; en dan moet ik het betreuren, dat de bewerkers met
die noten zoo uiterst karig zijn geweest.
Neem b.v. nr, 217, Het stuk, uitgaande van vier geestelijken der
dioecese van Utrecht, is gedateerd van „anno Domini MCCC tercio feria
sexta post Resurrectionem Domini." Deze datum is herleid tot
1303 (1304 is eene drukfout Maart 29, met deze toelichting: „Dit
jaar is gekozenomdat bij het aannemen van den Paaschstijl de opgaven
van den datum tot onoverkomelijke moeilijkheden aanleiding geven."
Het eigenaardige van deze toelichting isdat zij inderdaad niets toelicht.
OORKONDENBOEK VAN GRONINGEN EN ÜRENTE.
Er komen in deze aflevering meer hinderlijke drukfouten voor. Zoo ontbreekt hij nr. 250
de verwijzing naar noot 3, bij nr. 269 is daarentegen wel de verwijzing aanwezig, maar de noot
zelve ontbreekt.