26 liasseering ongeschikt waren. "Wanneer b.v. een stuk, dat van een uit hangend zegel voorzien was, ter vergadering inkwam, dan bergde men het, al was het niet bijzonder belangrijk, in eene lade: zoo moesten er charterkasten ontstaan ook dan, wanneer het belang der stukken de aan schaffing van zulke meubels niet dringend noodig maakte. Men ziet heter was hier in den regel geene quaestie van een verschillend systeem van organisatie van het archief, maar materiëcle redenen maakten eenvoudig soms eene tijdelijke afwijking van de gewone bergingsmethode noodzakelijk. Die afwijkingen behoeven dan ook, wanneer alleen materiëéle redenen daartoe geleid hebbendoor ons niet meer geëerbiedigd te wordenwaar het mo gelijk is daarop nog thans terug te komen. Maar in de meeste ge vallen (zooals bij dossiers) is dit niet mogelijk zonder de geheele inrichting van het archief te verstorenen men dient ze dus wel te behouden. Ook na de zorgvuldigste schifting der papieren, die tot hun oud ver band teruggebracht kunnen worden, blijven er echter natuurlijk steeds nog vele over, die in geen verband passen. Hoe moet daarmede gehandeld worden Het is niet gemakkelijk daarvoor regelen te gevende aard van het voorhandene moet hierbij beslissen. Zijn b.v. de ingekomene brieven niet in liassen vereenigd geweest, dan zal men steeds een vrij groot aantal dezer stukken aantreffen. Het is dan meestal wenschelijk, die eenvoudig chronologisch te rangschikkenomdat deze verzameling zich van zelf zal aansluiten bij de notulen van het college, waaraan ze gericht zijn. Yindt men daarentegen, zooals dikwijls het geval zal zijn, tal van ingekomene requesten, dan is het wel wenschelijk, die bijeen te voegenmaar het schijnt meer aanbeveling te verdienenze systematisch dan wel chronologisch te ordenen. Immers het was oudtijds de gewoonte, de genomene beslissing gemakshalve op het request zelf aan te teekenen en het stuk zoo aan den requestrant terug te gevenalleen de belang rijkste dier beslissingen werden gewoonlijk zeer kort in de notulen aan- geteekend. Het is dus duidelijk, dat de losse requesten, die men in een archief aantreft, gewoonlijk alleen de onafgedane verzoeken bevatten men vindt deze dus niet in de notulen vermeld en er is dan ook geene aanleiding, om ze in de orde der notulen te rangschikken: de ordening volgens de behandelde onderwerpen is voor den gebruiker gemakkelijker. Eén regel behoort altijd bij het samenvoegen van losse papieren in acht genomen te worden. Men geve nauwkeurig acht, bij welk col lege of bij welke commissie de stukken ingekomen zijn, of, zoo het mi nuten zijn, van welk college of commissie ze afkomstig zijn. Slechts papieren, die behooren tot het archief van hetzelfde college of dezelfde commissie, mogen bijeengevoegd worden. Immers de losse papieren, op zich zelf meestal van geringe waarde, hebben steeds belang als toelichting der notulen, protocollen en rekeningen, die wij reeds van deze colleges en commissies aantroffen; zij staan daarmede altijd in eenig verband, en de gelegenheid behoort dus te bestaan, ze later bij het ineenzetten van 27 den inventaris daarmede in dezelfde afdeeling te plaatsen. Mijne tweede stelling luidt derhalve aldus De losse stukkenwaarvan door inwendige of uitwendige aanwijzin gen blijkt, dat zij vroeger deel hebben uitgemaakt van seriën of dossiersmoeten zoo mogelijk weder tot seriën of dossiers vereenigd worden. De papierenwaarvan dit niet blijktkunnen naar omstan digheden tot seriën of dossiers vereenigd of afzonderlijk gelaten worden. Nog ééne opmerking wensch ik te maken omtrent het vereenigen van losse papieren tot seriën. In den regel behoort men minuten, grossen en afschriften van gelijksoortige stukken niet in dezelfde serie te plaatsen. Het is toch onmogelijkdat dezen oorspronkelijk te zamen tot hetzelfde verband behoord hebben. Stellen wij ons b.v, voor, dat wij iu het archief der stad Utrecht van denzelfden brief de minuut, de grosse en een afschrift vinden. De geschiedenis dezer drie stukken is met eenige waarschijnlijkheid te bepalen. De minuut is door het stedelijk bestuur bewaard en aan de lias der uitgaande brieven geregen. De grosse is bestemd geweest om verzonden te worden, en zoo zij thans in het archief gevonden wordt, kan de reden daarvan alleen zijn, dat bij nader inzien die verzending onraad zaam geoordeeld is of dat het stuk later teruggezonden is met eene be geleidende nota; in beide gevallen zijn er waarschijnlijk andere stukken, die op deze zaak betrekking hebbenin het archief te vinden. Het afschrift eindelijk moet gemaakt zijn bij eene gelegenheid, toen de in den brief behandelde zaak nogmaals ter sprake gekomen ishet vindt dus eigenaardig zijne plaats met andere zoogenaamde retroacta in het dossier eener commissie of als bijlage bij een besluit, dat genomen is lang nadat de oorspronkelijke brief geschreven en verzonden is. De drie exem plaren van onzen brief behooren dus in geheel verschillende afdeelingen van het archief en men zou de volledigheid der eene afdeeling benadeelen, zoo men ze in eene andere plaatste Het bovenstaande gelde als algemeene regelhet spreekt echter van zelf, dat dikwijls in deerlijk geschondene archieven van dien regel afge weken kan worden en in het belang der praktijk afgeweken moet worden. Wanneer men b.v. in het archief eener corporatie slechts zes uitgaande brieven vindt, waarvan twee in minuut, twee in grosse en twee in afschrift, zou het natuurlijk dwaas zijn, deze zes brieven in drie afzonderlijke nommers van den archief-inventaris te plaatsen. Het moge volkomen waar zijn, dat dit zeer nauwkeurig en zeer logisch zou zijn, het zou niet minder onpraktisch moeten heeten. Als derde stelling wensch ik dus het volgende op te geven: In den regel behoort men geene minuten en grossengeene origi- neelen en afschriften van gelijksoortige stukken met elkander in dezelfde serie op te nemen. S. M. Nog duidelijker blijkt dit, als men aan de minuut, de grosse en het afschrift van een schepen brief denkt: de minuut, behoorende aan de liassen der schepenbank, de bezegelde grosse, als eigendomsbewijs behoorende aan het stadsbestuur zelf, waarvan het archief afkomstig is, en het afschrift, afkomstig van een partikulier, die het in een proces heeft overgelegd.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1894 | | pagina 18