E fi',1 Zij echter, die bij het doen dier vraag slechts verlangen den koers aan gegeven te zien in welken het onlangs te water gelaten scheepje zal worden gestuurd, die slechts in groote lijnen aangeduid wenschenop welke wijze naar het doel, omschreven in art. 1 van het reglement onzer vereeniging, de bevordering der belangen van het Nederlandsche archiefwezen, zal worden gestreefdzullen naar wij hopenhet onderstaande niet geheel onbevredigd neerleggen. Mocht het hen tevens opwekkenhunne gedach ten daarover te laten gaanen te gelegener tijd en plaats ze mede te deelen, voor zoover zij van de onze afwijkende, meer afdoende tot het beoogde doel kunnen voerendan zal dit eerste nommer van het Neder- landsch Archievenblad een blijvende waarde hebben, en ook bij voort during heilzamen invloed op het archiefwezen in ons vaderland kunnen oefenen. Om onze denkbeelden omtrent hetgeen nu vooreerst aan onze ver eeniging te doen staat, geregeld mede te deelen schijnt het het best, de orde te volgen waarin art. 2 de middelen tot bereiking van het doel der Yereeniging opgeeft. Wij beginnen dus met a. het streven naar een regeling van het archiefwezen hij de wet. Dat dit doel nog ver in de toekomst ligt, wie zal het ontkennen? Dat te dezen aanzien onze vereeniging zich tot voorbereiding van die ge- wenschte regeling zal moeten bepalen, springt in het oog. Die voor bereiding zal zich ten eerste bezig hebben te houden met de vraag: Welke zijn eigenlijk, zoowel voor de gemeente als voor de provincies en het Rijk, de op het gebied van het archiefwezen geldende bepalingen? En wat betreft de ambtenaren, hunne aanstelling, de waarborgen hunner positie, hunne verhouding tot andere autoriteiten enz.èn wat aangaat het materieelde maatregelen met het oog op brandgevaar, het gebruik door het publiek van de archivalia te maken en dergelijke onderwerpen meer. Dat die bepalingen hier te lande weinige zijn en veel geheel onge regeld laten, is een bekende zaak. Dat dientengevolge, o. a. over de beschikkingsbevoegdheid ten aanzien van sommige archieven geschillen zijn ontstaan, eveneens. Zoo mogelijk de juiste beslissing in jure constituto aan te gevenof op de leemten in het tegenwoordige regime wijzende die voor het jus constituendum aan de hand te doen, zal eveneens wel mogen geacht worden te behooren tot wat volgens punt a op onzen weg ligt. Hierdoor zal langzamerhand blijken, waar de fouten in de bestaande be palingen liggenwat nader te regelen en te verbeteren valt. Bovendien kan in dezenwaar voor den wetgever der toekomst een uit gebreid veld voor zijne werkzaamheid zich opdoetten aanzien der vraag hoe hij zal moeten optredenuit wat in het buitenland in dit opzicht is geschied, veel worden geleerd. Het bestuur stelt zich daarom voor een zooveel mogelijk volledige verzameling aan te leggen van alles wat met 8 het oog op het archiefwezen is bepaald en voorgeschreven, zoowel binnen als buiten onze landpalen in wettenbesluitenverordeningen enz. van hoogere en lagere autoriteiten. Het is daarmede reeds begonnen, en heeft inlichtingen ingewon nen betrekkelijk Frankrijk, Engeland, België, Duitschland (Beieren) en Italië. Te gelegener tijd zullen overzichten van de in die landen be staande toestanden en regelingen worden gegeven. Met verloop van tijd zal deze verzameling, door aller medewerking meer en meer volledig ge worden, groot nut kunnen afwerpen. Zal men op deze wijze hebben verkregen een overzicht van de leemten en gebreken in den bestaanden toestand, dan zal de tijd zijn gekomen om na rijp beraadbepaalde fouten aan te wijzen verbeteringen aan te geven en ons daarmede te wenden tot de Hooge Regeering, opdat ook daar de gebreken worden gevoeld de wijze van herstel gekend. Toch zal hier het meerdere niet het mindere mogen in den weg zijnen zal het streven der Yereeniging zich op de aangegeven wijze moeten uiten, zal het eenige vruchten dragen, Niet met holle phrases of groote woorden, noch in overijling moeten wij trachten ons doel te bereiken, maar langzaam en geleidelijk stap voor stap dient de weg te worden afgelegd, die naar boven voertzullen wij ooit de hoogten betredenwaar nu onze idealen zweven. Het tweede punt, dat wij in ons art. vinden, luidt: h. het houden van bijeenkomsten. Dat deze bijeenkomsten niet uitsluitend zullen moeten dienen tot gezellige kennismaking en aanknooping van vriendschapsbanden onder de leden al onderschat het bestuur het belang ook daarvan niet springt in het oog. Dat zij zullen moeten strekken ter bespreking van onder werpen meer of minder in verband staande met het vakwaaraan wij onze krachten wijdenspreekt van zelf. Toch kan het niet overbodig zijn een oogenblik stil te staan bij de vraag, hoe de behandeling dient plaats te vinden, zal van dc besprekingen ter algemeene vergadering zooveel mogelijk nut worden getrokken. Het bestuur stelt zich voor eenige punten ter behandeling vast te stellenen houdt zich aanbevolen dienaangaande wenken der leden te ontvangen. Ook zal dit tijdschrift een geschikt middel kunnen wezen om de aandacht op het een of ander te vestigen. Natuurlijk staat het voorts ieder vrij overeenkomstig art. 14 van het reglement te handelen. Zijn eenige punten, wier behandeling het meest geschikt schijnt, zoowel met het oog op den aard der vragen zelf, als op de actueele toe standen vastgesteld, dan zal, zoo eenigszins mogelijk, een beknopte inlei ding waarvan de plaatsing in ons orgaan is aangewezen worden gegeven, hetzij door den steller van het vraagpunt, hetzij door iemand vanwege het bestuur daartoe aangezocht, Het is overbodig hierbij te ikv.V J *■■»»»——-•» lÉÜÜKiiiÜL

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1892 | | pagina 7