gegaan door het bombardement van maart 194 5In beperkte vorm is het na mei 194 5 gereconstrueerd met kopieën uit Genève. Het resultaat van het monnikenwerk tijdens de oorlog verloor echter in augustus 1945 bijna al haar relevantie omdat de geallieerden accurate en bruikbare bevrijdingslijsten opstelden en die deelden met de Nederlandse overheid en het Informatiebureau. De taak die restte was het in Nederland op de hoogte stellen van nabestaanden van in Azië overleden personen. De aktes van overlijden werden overigens afgegeven door het departement van Justitie in Batavia. Centraal Informatie Bureau van het Nederlands-Indische Rode Kruis: verlies van een unieke bevolkingsregistratie Het Nederlands-Indische Rode Kruis (NIRK) was op last van de Japanse bezetter opgeheven en na de oorlog heropgericht, inclusief het Centraal Informatie Bureau (CIB)Zijn taken waren gelijk aan die van het NRK en het Informatiebureau in Den Haag: voorzien in het herstel van contact tussen de verspreid geraakte familieleden. Het uitbreken van de onafhankelijkheidsoorlog van Indonesië veranderde alles met betrekking tot Nederlands-Indië. De taak van het Informatiebureau in Den Haag en raison-d'être van het archief werden hervat. De nieuwe doelgroep was de Nederlands- Indische (Indo-)bevolking die door de Indonesische Republiek geïnterneerd was. Deze kamp- en evacuatielijsten zijn opgesteld door de Indonesische overheden, overgedragen aan het Britse bestuur en het CICR, dat een kantoor in Batavia had. Het CICR gaf de lijsten aan het CIB en Genève. Zowel het CIB als het CICR in Genève zond de lijsten naar het NRK in Den Haag. Deze lijsten bevinden zich nog in het archief van het NRK, al werd er vlak na de oorlog slechts passief gebruik van gemaakt; weinig Indo' s hadden immers familie in Nederland. In de cartotheek van het archief van het CIB bevonden zich in december 1947 de gegevens van 350.000 (Indo-)Europeanen, ongeveer 90% van die bevolkingsgroep.20 Het archief had met de liquidatie van het NIRK in de zomer van 19 50 naar Nederland moeten verhuizen. Dit is helaas niet gebeurd; wat er wel mee gebeurd is, is onbekend. Tegenwoordig gebruik Sinds de jaren zestig is het archief van het Informatiebureau de belangrijkste verifi catiebron voor de verschillende wettelijke regelingen tot 1984 (invoering van de Wubo) uitsluitend voor wat betreft de Japanse bezetting. De Wubo21 voorziet ook in de Bersiap-periode (van augustus 1945 tot de onafhankelijkheid in 1949). De vraag aan het NRK in al deze verzoeken is of kan worden aangetoond of een bepaald persoon in een kamp was. In veel gevallen gaat dit verzoek gepaard met een sociaal rapport waarin wordt aangegeven waarop de aanvraag gebaseerd is. Dit leidt tot nieuwe archiefvorming, verrijkt met inhoud en context. Personen die zich tot het NRK wenden stellen eenzelfde vraag en geven een motivatie daarvoor. Hiermee wordt een familiedossier gevormd met persoonlijke informatie over de omstandig heden in Indië. Een archief is een weerslag van de functie die het vervult. Het archief van Afdeling A van het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis is de Nederlandse helft van het berichtenverkeer, eerst met het CICR in Genève, daarna het NIRK in Batavia. Tijdens en vlak na de oorlog zijn de lijsten en correspondentie met het NIRK gebruikt om familie in Nederland te informeren. Later kwam daar informatieverstrekking ten behoeve van de verificatie van de oorlogsregelingen en -wetten bij. Zoals blijkt uit het voorafgaande is die informatie gefragmenteerd en onvolledig, maar in het land der blinden is eenoog koning. Conclusie Het verlies van context van oorlogsarchieven is het grootste probleem waarvoor de beheerders van dergelijke archieven zich gesteld zien. Oorlog is per definitie een ongereguleerd proces, waardoor samenhang verloren gaat, documenten en archie ven worden vernietigd én worden gefragmenteerd over diverse instanties. Het beleid van de bezetter was juist gericht op het verhullen van de werkelijke doeleinden van de vervolgingsmaatregelen. Dat betekent dat de context van vervolging in adminis tratieve processen werd verhuld, wat vooral geldt voor materiaal betreffende de vervolging van Joden en Roma/Sinti, en betreffende de vervolging van politieke gevangenen. Het laatste papieren spoor is de vermelding van een persoon op een deportatielijst vanuit Westerbork. Na de oorlog werd dergelijk materiaal hergebruikt en opnieuw geordend, waarbij de humanitaire functie vooropstond. Er moest worden vastgesteld wat er met de vermisten was gebeurd. Het wettelij k kader werd hiervoor pas in 1949 geschapen. De orde die in tracing-archieven ontstond was een directe afspiegeling van de taak: er werd geordend op persoonsniveau. Het leidde tot verlies van context en bovendien werd veel materiaal om praktische redenen her gebruikt, zodat de diverse contexten als een bijna onontwarbare kluwen door elkaar heen lopen. De grootste uitdaging in het digitale tijdperk voor deze archieven is niet alleen een technische, maar vooral een vakinhoudelijke. De verschillende lagen van gebruik moeten worden gedocumenteerd. De archivaris dient het ontstaan en het hergebruik van de oorlogsarchieven te reconstrueren, zodat de context van het mate riaal duidelijk wordt. De definitie van de juiste metadata is een tijdrovend bottom-up proces, omdat steeds moet worden ingezoomd op microniveau. De beschikbaarheid van metadata op grond van hercontextualisering is een kernvoorwaarde om tot robuuste (digitale) duurzaamheid van deze uiterst waardevolle archieven te komen. HOOFDSTUK 7 20 NL-HaNRK-2001 inv.nr. 3426 (316/48). 21 De Wet Uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) biedt financiële ondersteuning aan mensen die in de Tweede Wereldoorlog in Europa of Azië als burger zijn getroffen door oorlogsgeweld of slachtoffer waren van ongeregeldheden tijdens de naoorlogse Bersiap-periode (15 augustus 1945 tot 27 december 1949) in het voormalige Nederlands-Indië. 104 MARIEKE BOS, RAYMUND SCHÜTZ EN MICHIEL SCHWARTZENBERG HET ARCHIEF VAN HET INFORMATIEBUREAU VAN HET NEDERLANDSE RODE KRUIS 105

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2014 | | pagina 54