uit dit archief door de administratie werd ook op punt gesteld.85 Een ander belang
rijk actiepunt was de bibliotheek, die volgens Fris "groote leemten" vertoonde.86
Van zijn stadsbestuur verkreeg hij het nodige budget voor de uitbreiding ervan.
Ondertussen werd eindelijk de positie van de archivaris binnen de administratie
verbeterd en het personeelsbestand van het archief uitgebreid. Juliaan Boes kwam
in augustus 1918 naar het stadsarchief, als tijdelijke hulp.87 Al snel zouden zijn
kwaliteiten blijken, zodat hij achtendertig jaar later zelfs stadsarchivaris werd.
Niet alle problemen konden evenwel meteen worden opgelost. Het grootste deel
van het stadsarchief was heel de oorlog lang op de stadhuiszolder gebleven. Hoewel
de bombardementen op Gent weinig schade berokkenden, had dat altijd anders
kunnen lopen.88 Zelfs nadat die dreiging verdwenen was, bleef brand een reëel
gevaar. Aan het begin van 1919 kwamen de in het Rijksarchief ondergebrachte
stukken toch terug naar het stadhuis.89 Fris begon ondertussen wel te ijveren voor
een betere huisvesting. Gezien de financiële moeilijkheden waarin de stad zich
bevond, was dat echter niet evident.90 Plaatsgebrek in het stadsarchief maakte het
probleem evenwel alsmaar urgenter. Tijdens de oorlogsjaren had het stadsbestuur
namelijk erg veel archief gevormd. Hoe moest de archivaris daar mee omgaan?
Over deze vraag publiceerde Hilary Jenkinson in 1922 zijn Manual.91 Selectie wordt
er als een mogelij kheid in aangehaald. Aangezien het vooral de omvang van de
stadsrekeningen en hun bewijsstukken was die Fris zorgen baarde, was vernietiging
echter geen optie. Die reeksen dienden immers integraal bewaard te blijven.
Fris vroeg daarom om een uitbreiding van de archiefdepots.92
Tweeëneenhalve maand voor zijn vroegtijdig overlijden in 1925 slaagde Fris erin het
Gentse stadsbestuur te overtuigen het archief te verhuizen naar depots buiten het
stadhuis. Zijn opvolger Henri Nowé liet de kwestie daarna niet rusten. Uiteindelijk
duurde hetwel totin 1932 alvorens het stadsarchief de deuren kon openen in de
zogenaamde Berg van Barmhartigheid, dat sinds 1622 als pandhuis had gediend. Dat
deze verhuizing zo lang op zich liet wachten, was een gevolg van de financiële proble
men die door de Eerste Wereldoorlog waren veroorzaakt. Dat het stadsarchief onder
dak kreeg in een eigen gebouw, was echter eveneens het resultaat van die oorlog.
De Eerste Wereldoorlog bemoeilijkte dan wel de dagelijkse bezigheden in het archief
en stelde allerlei nieuwe uitdagingen, toch slaagden de archivarissen erin er een
adequaat antwoord op te vinden. Victor Van der Haeghen en Victor Fris loodsten het
archief elk op hun eigen manier door de Groote Oorlog. In welke mate hun beleve
nissen ook door andere archivarissen werden gedeeld, is voorlopig nog onbekend.
Daarvoor dient eerst verder onderzoek naar andere archieven tijdens de Eerste
Wereldoorlog te gebeuren. Deze Gentse casus toont alvast aan dat het niet enkel een
periode van stilstand en tegenslag was, maar ook van vertrouwen en groei. Het
Gentse stadsarchief was in goede handen.
HOOFDSTUK 5
85 Brief van Fris (12 juni 1920), SAGMA, D/2'VIII (Fris).
86 Archieven. Verslag over de dienstjaren 1918 en 1919, 28.
87 Kopie van brief aan Boes (27/28 augustus 1918), SAGMA, AR/508.
88 A. Capiteyn, 'Militaire bezetting. Gent, hoofdplaats van Etappe IV', in: André Capiteyn (red.), Genten de
Eerste Wereldoorlog. Het stadsleven in de jaren 1914-1918 (Gent 1991), 25-37, aldaar 26.
89 Brief aan de stadssecretaris (25 januari 1919), SAGMA, AR/570; Schoorman, 'Archives de l'Etat a Gand',
293.
90 A. Capiteyn, 'Verwoestende bevrijding. De einddagen van de Duitse bezetting', in: André Capiteyn (red.),
Genten de Eerste Wereldoorlog. Het stadsleven in de jaren 1914-1918 (Gent 1991), 113-125, aldaar 125.
91 Hilary Jenkinson, A Manual of Archive Administration Including the Problems of War Archives and Archive
Making (Oxford 1922).
92 Archieven. Verslag over de dienstjaren 1918 en 1919, 20-22.
84
85