ontslag in te dienen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verkoos de Vereniging van
Archivarissen, Bibliothecarissen en Conservators van Musea eveneens het werk neer
te leggen tijdens de bezetting "afin d'éviter toute intrusion allemande dans sa vie
professionnelle et scientifique" ,69 Niet zozeer het verlangen naar wetenschappelijke
onafhankelijkheid, maar een persoonlijke afkeer van activisten en Duitsers lijkt Fris'
voornemen ingegeven te hebben: zij hadden immers zijn leermeesters Pirenne en
Fredericq uit Gent verbannen.70 Uiteindelijk bleef Fris toch in dienst, op aanraden
van enkele raadsleden.71 Hij maakte vervolgens van zijn positie gebruik om gevoelige
stukken aan het oog van het nieuwe stadsbestuur te onttrekken.72 Net zoals in de
Belgische musea de conservators op postbleven om over hun collecties te waken en
zich waar mogelij k tegen de bezetter verzetten, bleef dus ook de Gentse archivaris
trouw aan het Belgische regime.73
Al op zijn eerste dag bezocht de nieuwe burgemeester het stadsarchief. Ogenschijnlijk
vond Künzer daar bereidwillige medewerkers. In het voorgedrukte tweetalige lees-
zaalregister werden bijvoorbeeld de Franse titels geschrapt, zodat het archief ver
nederlandste.74 Dergelijke aanpassingen zag Fris waarschijnlijk als kleine offers voor
het behoud van zijn archief. De archivaris gebruikte bovendien de taaleisen van de
activisten om zijn dienst vooruit te helpen. Fris was zeker niet de enige die dat
probeerde. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden ook pogingen ondernomen om
de "potentiële archivistieke voordelen van de omstandigheden" te verzilveren.75
Welk voordeel probeerde Fris dan wel te behalen? Nadat het archiefreglement op
1 mei 1893 door het college was goedgekeurd, was het meteen als kleine brochure
gedrukt en verspreid.76 Deze publicatie was eentalig Frans, hoewel in het
Gemeenteblad ook een Nederlandstalige vertaling verscheen.77 Op 1 mei 1917 stelde
Victor Fris desondanks een volledig nieuwe Nederlandstalige vertaling op, die het
jaar erop werd gedrukt.78 Het precieze moment waarop deze brochure van de pers
rolde - vóór of na de activistische machtsovername - is onbekend. Het nieuwe
bestuur was ongetwijfeld wel tevreden met dit werkstuk. Toch betekende het vooral
dat de archivaris in staat was enkele wijzigingen door te voeren in het reglement van
1893 en eigen accenten kon leggen. De duidelijkste verschillen zijn het cursiveren
van de belangrijkste verboden en het aanpassen van de openingsuren van het
archief.
Van een heel andere orde was echter de aanpassing in het tweede artikel, dat in 1893
bepaalde: "De hoogste bediende vervangt den archivaris in geval van ziekte of
afwezigheid." In 1917 vertaalde Fris dit als: "In geval van ziekte, afwezigheid of ander
beletsel, wordt de archivaris door den onderbureeloverste vervangen." Met Alphonse
Balsaert telde het stadsarchief inderdaad een werknemer met die hoge graad, hoewel
Balsaert sinds maart 1917 op ziekteverlof was. Hij had die positie wel maar verwor
ven na een loopbaan van bijna dertig jaar. Het stadsbestuur voorzag namelijk slechts
twee commiezen in het archief.79 Als daarentegen Fris' reglement zou worden
nagevolgd, zou het stadsarchief altijd over een hogere ambtenaar kunnen beschik
ken. Bovendien zou dit betekenen dat de archivaris zelf minstens gelijk te stellen viel
met een bureeloverste. Hier was het Fris om te doen: een verbetering van zijn eigen
positie.
Aan de plaats van de stadsarchivaris binnen de stedelijke administratie was maar
weinig veranderd sinds het begin van de negentiende eeuw. Een archivaris kon geen
promotie maken en had dus weinig vooruitzicht op loonsverhogingen. In 18 50 werd
zijn baan daarom omschreven als "une impasse, un baton de maréchal si vous
voulez, dontil doitse contenter toute sa vie".80 Na de oorlog slaagde Fris erin die
maarschalksstaf weg te gooien. Verschillende loonsverhogingen werden hem toege
kend. Ditwas mogelijk een beloning voor de wijze waarop de archivaris als Belgisch
patriot omgegaan was met de Duitse bezetter en het activistische stadsbestuur.
Toen in juli 1918 stukken uit het archief werden opgeëist voor een "Vlaamsche
Tentoonstelling" die had moeten rondreizen door Duitsland en Oostenrijk, weigerde
Fris ze af te staan. Hij wenste de expliciete toelating van de bevoegde schepen en een
"persoonlijke ontlasting". Daarvoor schrok de schepen terug, waarna de kwestie
bleef aanslepen. Fris stelde immers voor om fotografische reproducties van de
stukken te bezorgen, wat burgemeester Künzer eerst aanvaardde, maar dan afkeurde.
Van hogerhand werd ondertussen druk uitgeoefend om de stukken te overhandigen,
maar de Duitse macht was tanende. In het najaar was er daardoor nog altijd geen
oplossing gevonden. "Wanneer de Duitschers, 10 november 1918, de stad verlieten
ontbrak geen enkel stuk aan het Stadsarchief," eindigde de archivaris later triomfan
telijk zijn relaas over dit voorval.81 De archivaris had dankbaar van zijn reglement
gebruikt gemaakt, dat de ultieme test doorstond. Zelfs het schepencollege kon blijk
baar niet zonder meer beschikken over het archief. Niettemin betekende het einde
van de oorlog ongetwijfeld een grote opluchting voor de archivaris.
Het stadsarchief van Gent na de Eerste Wereldoorlog
Gezien het personeelsgebrek werd er tijdens de oorlog maar weinig werk verzet in het
archief. Toch slaagde de archivaris erin enkele projecten te volbrengen. Zo werd in
1916 en 1917 de archiefbibliotheek opnieuw gecatalogiseerd.82 Zelfs bij het uitoefe
nen van de kerntaken doken uiteindelijk wel problemen op. In 1918-1919 konden
bijvoorbeeld de laatste neerleggingen niet verwerkt worden "bij gebrek aan pakpapier
en touwtjes".83 Victor Fris liet zich daar echter niet door ontmoedigen. Aangezien de
continuïteit met het vooroorlogse archiefbeheer zoek was, koos hij voor een ingrij
pende vernieuwing in het archief. Het oordeel dat Fris "weinig sporen" in het archief
zou nagelaten hebben, moet dus worden bijgesteld.84
Allereerst zorgde Fris voor een reorganisatie van het modern archief, waarbij een
inventaris op meer dan 20.000 fiches werd samengesteld. Het uitlenen van dossiers
HOOFDSTUK 5
69 "Om elke Duitse inmenging in haar professionele en wetenschappelijke bezigheden te vermijden."
(Aangehaald in Beyen, Oorlog en verleden, 327).
70 Na de oorlog publiceerde Fris hier Les deux historiens nationaux exiles pour leur patriotisme (Gent 1919) over.
71 Archieven. Verslag over de dienstjaren 1918 en 1919 (Gent, 1921), 6.
72 Brief van Fris (12 juni 1920), SAG MA, D/26 VIII (Fris); Vanacker, Het activistisch avontuur, 369-370.
73 Arnout, 'Archimedes achterna. De Belgische musea tijdens de Eerste Wereldoorlog', 59-60.
74 Leeszaalregister (1915-1918), SAGMA, AR/17.
75 Vergelijk Beyen, Oorlog en verleden, 293-332. Het citaat komt uit pagina 294.
76 Ville de Gand. Archives communales. Règlement d'ordre intérieur (lerMai 1893) (Gent, z.j.).
77 'V. Archief der stad Gent. Huishoudelijke verordening', Gemeenteblad (1893), 541-545.
82
TIMO VAN HAVERE "jE SUIS SOUVENT TOUT SEUL AUX ARCHIVES"
78 Stad Gent. Archief der stad Gent. Reglement van inwendige orde. 1 mei 1893 (Gent, 1918).
79 Overzicht van de graden, aantallen en lonen van de werknemers van de stad (16 juli 1886), SAGMA,
C/11/69, f. 117v.
80 "Een impasse, zo u wil een maarschalksstaf, waarmee hij heel zijn leven tevreden moet zijn" (Rapport van
Jules de Saint-Genois en Auguste van Lokeren (12 maart 1850), SAGMA, C/11/51, f. 33v.)
81 Archieven. Verslag over de dienstjaren 1918 en 1919 (Gent 1921), 4-12.
82 Beknopt verslag van de Archieven der Stad Gent in 1916 (Gent 1917), 6 en 8-9; Stad Gent. Archieven (Verslag
over het dienstjaar 1917) (Gent z.j.), 4-6 en 16.
83 Archieven. Verslag over de dienstjaren 1918 en 1919, 18.
84 Decavele en Vannieuwenhuyse, Archiefgids, 22.
83