Toch zou de verhuizing naar het Rijksarchief er komen. Op 24 september 1915 gaf het schepencollege de toelating tot het overbrengen van de stukken.51 Terzelfder tijd vroeg Vander Haeghen alsnog het vochtprobleem in de kelder op te lossen, om die ruimte te kunnen gebruiken bij noodgevallen, maar het college vond dat niet nood zakelijk.52 Van een weldoordachte bescherming van de archiefstukken was dus zeker geen sprake. Op 27 september vertrokken de kostbaarste stukken uit het stadhuis.53 Het ging in totaal om 635 registers en 110 dozen, met onder meer oorkonden, cartularia en stadsrekeningen.54 De verhuizing betekende niet dat het stadsarchief niet meer over deze archiefreeksen zou kunnen beschikken. Het hoofd van het Gentse Rijksarchief had steeds beklemtoond dat een vlotte toegang tot de stukken steeds verzekerd zou zijn voor het personeel van het stadsarchief.55 De twee instellingen waren bovendien amper vierhonderd meter van elkaar verwij derd. Niettemin had Vander Haeghen liever het volledige stadsarchief in het stadhuis bewaard. Dit verlangen liet hij zelfs fotografi sch vastleggen. Gents fotograaf Edmond Sacré maakte namelijk in september 1915 twee opnames van de in de stadhuiskelder opgestapelde archiefstukken, met de archivaris ernaast.56 Op een van de afdrukken schreef iemand - misschien Vander Haeghen zelf - als bijschrift: "Les archives sont en sureté dans les caves".57 Aan de hand van dezefoto's wilde Van der Haeghen waar schijnlijk tonen dat hij zijn uiterste best had gedaan om de stukken zo goed mogelijk te bewaren in het stadhuis zelf. Alleen in het archief Toen het Gentse stadsbestuur werd omgevormd om met de oorlogsnoden te kunnen omgaan, ging dit ten koste van het stadsarchief. Het personeel van het archief werd ingezet in andere diensten.58 Vander Haeghen kloeg daarover tegen Napoleon de Pauw. "Je suis souvent tout seul aux archives," schreef hij op 4 maart 1916.59 Twee dagen later zou de archivaris noodgedwongen zelf het archief verlaten, geveld door een ziekte. Daarna was het Alphonse Balsaert die naar eigen zeggen helemaal alleen het stadsarchief leidde.60 Dertig jaar ervaring kwam de onderbureeloverste daarbij waarschijnlijk goed van pas. Op 3 mei 1916 overleed Victor Vander Haeghen, na 34 jaarlang het stadsarchief geleid te hebben. Het stadsbestuur besloot niet meteen in vervanging te voorzien. Nochtans had Victor Fris al op de sterfdag van Vander Haeghen gesolliciteerd bij het stadsbestuur. Fris kon de nodige adelbrieven voorleggen. Hij was een student van Vander Haeghen aan de universiteit geweest, was secretaris van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent (MGOG) en zetelde sinds 1911 in de stedelijke archiefcommissie. Die commissie kon echter weinig gewicht in de schaal leggen, aangezien met Henri Pirenne en Paul Fredericq haar twee meest vooraan- staande leden naar Duitsland waren verbannen. Joseph Casier, gemeenteraadslid en voorzitter van de Stedelijke Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten, probeerde nog of hij voldoende gewicht in de schaal kon leggen, maar zonder resul taat.61 Op 8 mei 1916 besliste het schepencollege formeel dat er geen haast was bij het aanstellen van een nieuwe archivaris. In januari 1917 ondernamen Fris' medestanders een tweede poging om hem benoemd te krijgen. Een brief van kanunnik Vanden Gheyn, voorzitter van de MGOG, kende het gewenste resultaat.62 Een vacature werd geplaatst in enkele kranten, maar dit bleek slechts een formaliteit. Fris werd vanaf april 1917 de opvolger van Vander Haeghen.63 Het noodlot sloeg evenwel opnieuw toe in het stadsarchief. Op 22 maart 1917 kreeg Balsaert een beroerte, waar hij niet meer van genas. De onderbureeloverste werd uit eindelijk op 31 december 1918 op pensioen gesteld. Fris begon zijn loopbaan hier door in uiterst ongunstige omstandigheden. Toen hij later terugkeek op zijn indiensttreding, merkte hij op: "Personne ne m'a donné aucun renseignement."64 Fris moest een archiefdienst proberen uit te bouwen met slechts twee jonge en onervaren mannen als personeel. Continuïteit was dus niet meer verzekerd. De ver wezenlijkingen van de voorbije decennia leken nu in gevaar. De nieuwe archivaris moest hard aan het werk. In plaats van "het wetenschappelijk werk, waarvoor hij meende benoemd te zijn" te kunnen verrichten, diende de stads archivaris zich om de volledige dienst bekommeren en zich daarom zelfs te verlagen "tot het peil van den minste der bedienden"65 Deze toestand eiste zijn tol. Fris had eerst aan zijn jaarlijkse vakantie willen verzaken, maar in oktober 1918 verplichtte "de overspanning" hem toch drie weken verlof te nemen.66 De oorlog was toen bijna afgelopen, maar in het voorjaar van 1918was er wel nog een nieuwe bedreiging opgedoken. Onder een activistisch schepencollege Dat archivarissen "door de aard van hun werkzaamheden altijd al nauw verbonden [waren] met het regime waarvoor zij werken" lijkt een tegenwoordig ruim aanvaarde stelling, zoals ook blijkt uit het aangehaald onderzoek naar het archiefwezen tijdens de Tweede Wereldoorlog.67 In 1914 bracht de Duitse bezetter daarentegen geen uit gesproken ideologie mee. Wel probeerde hij met de Flamenpolitik de bestaande taal problemen te benutten voor eigen politiek gewin. De activisten - Vlaamsgezinden die collaboreerden om de Vlaamse ontvoogdingsstrijd te ondersteunen - wonnen daardoor aan invloed. Op 30 maart 1918 kwam er in Gent zelfs een activistisch sche pencollege aan de macht, onder leiding van Duits burgemeester Franz Künzer, ter vervanging van de naar Duitsland gedeporteerde "franskiljon" Emile Braun.68 Hoe reageerde de stadsarchivaris op deze machtswissel? Victor Fris besloot eerstzijn HOOFDSTUK 5 51 Brief van Vander Haeghen (10 september 1915), SAGMA, AR/570. 52 Brief aan Braun (11 september 1915), SAGMA, AR/570. 53 Brief aan architect Van Volden (25 september 1915), SAGMA, AR/570. 54 "Inventaris der stukken uit het Stadsarchief te Gent die voorloopig nedergelegd werden in het Rijksarchief te Gent", ([27 september 1915]), SAGMA, AR/570; Schoorman, 'Archives de l'Etat a Gand', 293. 55 Brief van rijksarchivaris Robert Schoorman (9 september 1915), SAGMA, AR/570. 56 Factuur van Sacré (september 1915), SAGMA, A/122 - 1915 - 196. 57 "Het archief is in veiligheid in de kelders" (Foto van de stukken in de kelder van het stadhuis (september 1915), Stadsarchief Gent, SCMS_FO_6359.) 58 Rapport sommaire sur les archives de laville de Gand en 1914 (Gent, 1915), 3-4. 59 "Ik ben dikwijls helemaal alleen in het archief." (Brief van Vander Haeghen (4 maart 1916), Stadsarchief Gent, Fonds Napoleon de Pauw, 324.) 80 TIMO VAN HAVERE "jE SUIS SOUVENT TOUT SEUL AUX ARCHIVES" 60 Brief van Balsaert (23 december 1916), SAGMA, D/26 II (Balsaert). 61 Brief van Casier (6 mei 1916), SAGMA, D/26 VIII (Fris). 62 Brief van kanunnik Vanden Gheyn, SAGMA, D/26 VIII (Fris). 63 Decavele en Vannieuwenhuyse, Archiefgids, 21-22. 64 "Niemand heeft me enige inlichtingen gegeven." (Brief van Fris (december 1918), SAGMA, AR/564). 65 Brief van Fris (8 februari 1918), SAGMA, D/26 VIII (Fris). 66 Brief van Fris (29 september 1918), SAGMA, D/26 VIII (Fris). 67 Agnes Jonker, 'Na de oorlog het vagevuur: Duitse archivarissen en het nationaal-socialisme', in: Archievenblad 109 (2005), 20-21, aldaar 20. 68 Daniël Vanacker, Het activistisch avontuur (Gent 2006), 308-314. 81

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2014 | | pagina 42