evenwel dienen om "raszuiverheid" aan te tonen.35 Beyen wijst echter ook op
"de drang om zich te midden van de onzekere tijden geborgen te weten in de huiselij
ke kring van zijn voorouders" ,36 Wat de Groote Oorlog betreft, lijkt dat eveneens een
aannemelijke verklaring.
Het toegenomen bezoek schijnt de rust in de leeszaal niet verstoord te hebben.
De bezoekers hielden zich aan het heersend archiefreglement. Bovendien lijkt het
stadsarchief heel de oorlog lang erin geslaagd te zijn bezoekers goed te ontvangen.
Een hele prestatie, aangezien het archief achter de schermen wel onder druk
kwam te staan.
Onrust in de depots
Aan het einde van de j aren 19 30 was de Nederlandse overheid zich bewust van de
gevaren van de naderende oorlog voor het archiefwezen. Allerlei maatregelen werden
getroffen, die uitgebreid beschreven staan in het Nederlandsch Archievenblad van
193 9-1940.37 Een kwarteeuw eerder was de situatie helemaal anders. Geen enkele
archivaris in België had ervaring met oorlogsgeweld. Geconfronteerd met de harde
werkelijkheid stelde zich de vraag: hoe kan men een stadsarchief veilig door de oorlog
loodsen? De archivaris moest bovendien met allerhande moeilijkheden rekening
houden, zoals de omvang van zijn archief, het verlangen om de stukken in het stad
huis te bewaren en een zekere apathie bij zijn stadsbestuur, hoewel de Gemeentewet
zorg voor het archief verplichtte. Tijdens de oorlog werd nogmaals aan die verplich
ting herinnerd. Al zeker in West-Vlaanderen stuurde de gouverneur in het najaar van
1914 een circulaire rond, met de opdracht de mooiste stukken uit musea en archie
ven in veiligheid te brengen. Enkele kleinere steden zoals Poperinge evacueerden uit
eindelijk hun volledige archief.38 Een verhuizing van het archief kan echter wanorde,
beschadiging en verlies veroorzaken. Welke maatregelen werden in Gent genomen
om het archief in veiligheid te brengen
Vanaf begin september 1914 bevonden er zich Duitse troepen vlakbij Gent.
Desondanks vroeg de Gentse stadssecretaris pas op 29 september aan de stadsarchi
tect om de kerkers onder het stadhuis met spoed in orde te brengen, om er archief
stukken in te kunnen bergen. De verbeteringswerken - niet veel meer dan het leggen
van een plankenvloer - waren klaar op 2 oktober. Eerst op 7 oktober werd de stadsar
chivaris hiervan op de hoogte gesteld.39 Vander Haeghen verhuisde daarop meteen
de belangrijkste stukken uit zijn archief. De vochtigheid van de kelder baarde hem
zorgen, maar dat probleem leek volgens hem gemakkelijk op te lossen.40 Vlak voor de
bezetting van de stad was zo toch een deel van de archiefstukken enigszins in veilig
heid gebracht.
Toen de Duitsers Gent binnentrokken, was de archivaris zelf niet meer in de stad.
Op 10 oktober was Vander Haeghen naar Oostende vertrokken. Het duurde tot
26 november alvorens hij weer in Gent raakte.41 Gelukkig werd zijn afwezigheid
niet zwaar bestraft: enkel zijn loon werd deels niet uitbetaald. In leper was Emile De
Sagher ook onaangekondigd uit de stad vertrokken, waardoor hij twee maanden
werd geschorst. Dit zorgde ervoor dat er helemaal geen maatregelen werden
genomen om het archief aldaar in veiligheid te brengen. Ondanks een eerste bom
bardement van de stad in de nacht van 29 op 30 oktober 1914, oordeelde het stads
bestuur immers dat De Sagher niet opgeroepen moest worden.42 Dan stond het
Gentse archief er toch beter voor.
Dat wil niet zeggen dat de kerkers van het stadhuis een geschikt depot waren. Vocht
en schimmel tastten de stukken aan. Dat stelde ook de bezetter vast. Na de vernieti
gingen die plaatsvonden tijdens de opmars van het Duitse leger, bekommerden de
Duitsers zich namelijk om het Belgische archiefwezen. Deze interesse in archief
vormde een onderdeel van een ruimere cultuurpolitiek van de bezetter. In januari
1915 moesten de Belgische musea bijvoorbeeld verplicht weer de deuren openen voor
het publiek. Volgens Christina Kott wilden de Duitsers met deze eis benadrukken dat
alle aspecten van het leven in België door hen werden gecontroleerd. Als cultuurna
tie wilden de Duitsers vooral ook het culturele leven in het bezette gebied stimule
ren.43
Een ander onderdeel van de Duitse cultuurpolitiek bestond uit inspecties om het
Belgisch kunstpatrimonium veilig te stellen, die in het najaar van 1914 werden
uitgevoerd.44 Een vervolg hierop was de missie van Pruisisch rijksarchivaris Paul
Richter. Hij bezocht in januari 1915 de archieven die onder het gezag van het
Generaalgouvernement vielen, om de geleden schade op te meten en nieuwe veilig
heidsmaatregelen te adviseren. Tijdens de zomer waren de archieven uit het etappe-
gebied, dat grote delen van Oost- en West-Vlaanderen omvatte, aan de beurt.45
Richters bezoek aan Gent vond meer bepaald plaats op 28 juli 1915. Aan zijn vaststel
lingen werd veel belang gehecht. Op 4 september 1915 bezocht de "Prasident der
Zivilverwaltung" Friedrich Ecker immers zelf ook het stadsarchief.46 De Duitsers
vroegen vervolgens aan het stadsbestuur de stukken uit de kelder over te brengen
naar het Rij ksarchief te Gent, waar ze beter bewaard zouden worden.47 Dit was niet
de eerste maal dat de bezetter de medewerking van die archiefdienst inriep. Het
stadsarchief van Eeklo was bijvoorbeeld al in het Rijksarchief ondergebracht.48
De stadsarchivaris zag zijn archief echter niet graag vertrekken. Sinds Karei V in 1540
alle Gentse oorkonden in beslag had genomen - waarvan een groot deel later welis
waar was teruggegeven - had het stadsbestuur nooit meer afstand moeten doen van
zijn archiefstukken. Het is dan ook begrijpelijk dat Vander Haeghen eerst nog in het
stadhuis zelf op zoek ging naar een andere bewaarplaats "autant que possible a l'abri
des bombes, mais moins exposé a Vhumidité".49 De verzekering van de stadsarchitect
dat hetvochtprobleem in de kelder niet onoplosbaar was, klonk ook bemoedigend.50
HOOFDSTUK 5
35 Nierop, 'De Rijksarchieven in de Tweede Wereldoorlog', 70-71.
36 Beyen, Oorlog en verleden, 330.
37 'De archieven en de luchtbescherming', in: Nederlandsch Archievenblad 47 (1939-1940), 33-64; Nierop,
'De Rijksarchieven in de Tweede Wereldoorlog', 60-61.
38 'Les archives et la guerre'171 en 176.
39 Brief van de stadssecretaris aan de stadsarchitect (29 september 1914), SAGMA, AR/570.
40 Brief aan architect Van Volden (8 oktober 1914), SAGMA, AR/570.
41 Brief aan Braun (26 november 1914), SAGMA, D/26X (Vander Haeghen).
42 'Les archives et la guerre', 170-171; Rik Opsommer, 'Het lepers stadsarchief en de eerste wereldoorlog', in:
Archief- en Bibliotheekwezen in België 73 (2002), 13-26, aldaar 15-16.
78
TIMO VAN HAVERE "jE SUIS SOUVENT TOUT SEUL AUX ARCHIVES"
43 Kott, Préserver l'art de l'ennemi?, 89-90; Arnout, 'Archimedes achterna. De Belgische musea tijdens de
Eerste Wereldoorlog', 60-66.
44 Kott, Préserver l'art de l'ennemi?, 71-74.
45 [Joseph Cuvelier], 'Archives générales du Royaume a Bruxelles', in: Joseph Cuvelier (red.), Les Archives de
l'Etat en Belgique pendant la guerre (1914-1918) (Ronse [1919]), 3-143, aldaar 116-117; Cuvelier, 'Les archives
en Belgique pendant la guerre', 1019-1020.
46 Leeszaalregister (1915-1918), SAGMA, AR/17.
47 Brief van de "Prasident der Zivilverwaltung für die Provinz Ostflandern" (7 september 1915), SAGMA,
AR/570.
48 Schoorman, 'Archives de l'Etat a Gand', 290-292.
49 "Zoveel mogelijk beschut tegen bommen, maar minder blootgesteld aan vochtigheid."
50 Brief aan architect Van Rysselberghe (7 september 1915), SAGMA, AR/570.
79