het transport escorteren. De supervisie over de hele operatie lag in handen van de fiscalen - procureur-generaal Diu en advocaat-fiscaal Goubau - en van griffier Van Grootven. Op 4 juli 1794 vertrok de Grote Raad met een deel van zijn archieven vanuit Mechelen richting Roermond. Het verblijf daar was slechts van korte duur: de Grote Raad werd al snel gedwongen om verder naar het oosten te vluchten en zich in Elberfeld te vestigen. Daar hielden de raadsheren vermoedelijk hun archieven bij de hand, aangezien ze de documenten nodig hadden om hun werk te kunnen voortzet ten.31 Slechts een paar maanden later moesten de archieven opnieuw verhuisd worden om ze te beschermen tegen de oprukkende Franse legers. Dit keer streek de Grote Raad neer in Würzburg, waar de archieven opgeslagen werden in de citadel van de stad.32 In een brief van december 1794 aan de fiscalen suggereerde Trauttmansdorff om de archieven van de Grote Raad samen met de archieven van alle andere regerings instellingen bijeen te brengen in eenzelfde opslagplaats om zo de leden van de Grote Raad te ontlasten van hun verantwoordelijkheid.33 Dat was duidelij k niet naar de zin van de Grote Raad. Procureur-generaal Diu en advocaat-fiscaal Goubau argumen teerden in hun antwoord dat de archieven van de Grote Raad veel veiliger waren in de handen van de huidige archiefbewaarders dan dat ze ooit zouden kunnen zijn indien ze bij de rest van de regeringsarchieven werden gevoegd. Een niet onbelangrijk deel van de archieven van andere overheidsinstellingen had immers al waterschade opgelopen tijdens het transport. Bovendien waren de geconsigneerde documenten die de Grote Raad in zijn bezit had bijzonder waardevol: griffier Van Grootven had berekend dat de waarde van de wisselbrieven alleen al moest worden geschat op zo'n vier a vijf miljoen gulden. De fiscalen waren er dan ook van overtuigd dat het archief baat had bij hun persoonlijk toezicht. Hoewel het niet zeker is of de argumenten van de fiscalen Trauttmansdorff konden overtuigen, liet hij zijn oorspronkelijke idee blijkbaar toch varen. Eind september of begin oktober 1795 verhuisde de Grote Raad opnieuw, dit keer naar Regensburg. Daar werden de archieven opgeslagen in een kluis van bankier Dibold.34 Toen de Franse opmars ook Regensburg bedreigde, werden de archieven rond juni 1796 over gebracht naar Linz, waar ze bewaard werden in een schuur.35 Aangezien de Grote Raad intussen definitief ontbonden was en heel wat van zijn leden verspreid waren geraakt over de Habsburgse landen36 werd griffier Van Grootven alleen verantwoor delijk voor de archieven. Aan zijn toewijding werd echter getwijfeld: naar verluidt probeerde hij zich meer dan eens te onttrekken aan zijn verplichtingen. Uiteindelijk werd besloten om hem een bijkomende financiële toelage te geven om de goede bewaring te verzekeren van wat door de overheid zelf als ce précieux depót werd aan geduid.37 In het najaar van 1800 werd het archief van de Grote Raad andermaal verhuisd, dit keer naar Nufidorf, een voorstadje van Wenen, waar het nu wel in hetzelfde depot werd opgeslagen als de archieven van de andere overheidsinstellingen.38 Daar bleef het bewaard tot de Oostenrijkse regering in 1803 een beperkt deel - voornamelijk bestaande uit administratieve papieren en geconsigneerde documenten - aan de Franse autoriteiten in België overdroeg.39 Deze gedeeltelijke overdracht was een schending van artikel 13 van het Verdrag van Campo Formio (1797), bevestigd door artikel 17 van het Verdrag van Lunéville (1801) dat voorzag in de volledige over dracht van alle archieven van de veroverde gebieden binnen drie maanden na ratifi catie.40 Het feit dat de Oostenrijkse overheid opnieuw draalde bij de overdracht, toont aan welk belang er werd gehecht aan de archieven van bepaalde essentiële instellingen, ook al waren die intussen afgeschaft. Als gevolg van deze operatie raakte het archief van de Grote Raad in drie delen verdeeld: één deel dat oorspronkelijk was achtergebleven in Mechelen maar dat intussen bij wet van 5 Brumaire van het jaar V (26 oktober 1796) was neergelegd in de algemene opslagplaats van het Departement van de Beide Neten,41 één deel dat was overgedragen door Wenen in 1803 en overgebracht naar de archieven van het Departement van de Dijle en één deel dat was achtergebleven in Wenen. De situatie wijzigde opnieuw toen de Franse troepen in 1809 Wenen innamen: de overheids documenten die zich op dat moment nog in Wenen bevonden - inclusief die van de Grote Raad - werden naar de keizerlijke archieven in Parijs gezonden.42 Zoals gebruikelijk voorzag het Verdrag van Parijs (in 1814) in de teruggave van de geconfisqueerde archieven. De documenten van de Grote Raad die in 1809 in beslag genomen waren door de Fransen werden verenigd met diegene die de Oostenrijkse overheid in 1803 vrijwillig had overgedragen. Deze werden samengebracht onder de controle van de eerste archivaris van het Koninklijk Archief te Brussel P.J.M. de l'Ortye. Het deel van de archieven van de Grote Raad dat oorspronkelijk was achter gebleven in Mechelen werd in 1827 overgebracht van Antwerpen naar Brussel. Om welke reden dan ook werd het niet bij de rest van de archieven van de Grote Raad gevoegd, maar wel opgeslagen in de archiefkamer van het Hooggerechtshof te Brussel. Griffier J.F. Audoor, samen met advocaat A. Contreras en diens zoon, poogden om een zekere orde in de documenten te brengen en een inventaris ervan op te stellen. Kort daarna startten Audoor en L'Ortye een verhitte discussie over wie van hen beiden uiteindelijk de verantwoordelijkheid moest krijgen over het volledige archiefbestand van de Grote Raad.43 Zelfs meer dan dertig jaar na de afschaffing van de rechtbank werd er nog een felle strijd geleverd over de controle over haar archieven! HOOFDSTUK 3 31 Finanz-und Hofkammerarchiv Wenen (FHKA), Osterreichische Kamerale 2310: brief van de fiscalen in verband met de archieven van de Grote Raad. Regensburg, 20 maart 1795. 32 HHSTA, Belgien DDB rot 80 (alt C53): brief van de Grote Raad aan Karei van Oostenrijk. 22 oktober 1794; FHKA, Osterreichische Kamerale 2309: brief van de fiscalen aan Trauttmansdorff. 10 januari 1795. 33 FHKA, Osterreichische Kamerale 2309: brief van de fiscalen aan Trauttmansdorff. 10 januari 1795. 34 ARA, Departement voor de Nederlanden van de Hof- en Staatskanselarij te Wenen (DeptNed) 952/1, N°9, f. 19.10 februari 1797. 35 ARA, DeptNed 952/1, N°246, f.434. 7 juli 1797. 36 Eens de Grote Raad zijn werkzaamheden stopgezet had, keerde één van de leden terug naar de Nederlanden. De anderen - en dan voornamelijk de lagere personeelsleden - verkozen vaak om in kleinere en dus goedkopere plaatsen te verblijven. Cf. A. Verscuren, An aging court in a changing world. The Great Council of Malines in the 18th century. Onuitgegeven Doctoraatsverhandeling (Leuven 2013), 373-374. 37 ARA, DeptNed 952/1, N°183, f. 236. 9 mei 1797 en N°246, f. 434. 7 juli 1797. 56 AN VERSCUREN ARCHIEVEN IN OORLOG, SPEELBAL VAN POLITIEK JS ARA, DeptNed 956, N°102, f. 307, 29 januari 1800. 39 L.P. Gachard, Rapport a Monsieur le Ministre de l'Intérieur et des Affaires étrangères sur les archives générales du Royaume (Brussel 1838), 27-28. 40 De termen van het Verdrag van Campo Formio zijn te vinden op: http://www.1789-1815.com/tr_campoformio.htm (laatst geraadpleegd op 7 augustus 2013). 41 Een inventaris van dit deel van de archieven is aanwezig in het Rijksarchief Beveren: RA Beveren, R53, Rechtbank van eerste aanleg, EA Mechelen, 48. 42 ARA, GRM 175/10 (19a): Archieven van de Grote Raad van Mechelen 1794-1830. Hollands rapport. 43 ARA, Inventarissen van de Derde Afdeling 16: rapport over en inventaris van de archieven van de Grote Raad aanwezig in het Hooggerechtshof te Brussel door eerste griffier Audoor, 4 augustus 1727; ARA, GRM 175/10 (19a): Hollands rapport: antwoord van l'Ortye op het rapport van Audoor, 19 mei 1830. 57

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2014 | | pagina 30