op overheidshandelen toezicht moet kunnen houden. Dat dit serieus wordt genomen blijkt uit het feit dat de Europese Commissie niet lang geleden een proce dure voerde tegen Duitsland, omdat men meende dat de toezichthouder daar - in strijd met de richtlijn - onder overheidstoezicht stond. Het Europees Hof van Justitie oordeelde in maart 2010 dat Duitsland inderdaad geen toezicht op de toezichthou der mocht houden.7 Om deze redenis in Nederland gekozen voor een zelfstandig bestuursorgaan. Dat is een bestuursorgaan op het niveau van de centrale overheid, maar niet hiërarchisch ondergeschikt aan de minister (van Veiligheid enjustitie). De richtlijn voorziet ook in de instelling van een samenwerkingsverband van de toe zichthoudende organen in de verschillende lidstaten, naar de betreffende bepaling de 'artikel 29 Werkgroep' genoemd. Deze groep heeft een adviserende taak. Sinds 2010 is de voorzitter van het CBP, Jacob Kohnstamm, ook voorzitter van deze groep. Onafhankelijkheid is uiteraard altijd relatief Onafhankelijkheid is uiteraard altijd relatief. Zo moet ook het CBP opereren binnen een bepaald budget, dat in 2011 7,6 miljoen bedroeg. In datzelfde jaar was de perso neelsomvang 80,5 fte. De minister van Justitie Veiligheid en Justitie beschikt over een inlichtingenrecht, benoemt de leden, keurt het bestuursreglement goed en heeft de bevoegdheid om beleidsregels te stellen met betrekking tot de door het CBP op te leggen bestuurlijke boetes. De regeling van de rechtspositie van de leden van het CBP gebeurt bij algemene maatregel van bestuur. Persoonsgegevens, verwerkingen, doelbinding en bewaartermijn De Wbp is de Nederlandse implementatie van de richtlijn en deze wet legt dus de (vooral) elektronische verwerking van persoonsgegevens aan banden.8 Onder per soonsgegeven wordt - kortweg - verstaan: elk gegeven dat iets zegt over een nog levende natuurlijke persoon. Een verwerking is feitelijk alles wat men met persoons gegevens zou kunnen doen, zoals: verzamelen, opslaan, bewerken, doorgeven en openbaar maken. Er zijn (nog) striktere regels voor de zogenaamde bijzondere per soonsgegevens, gegevens die iets zeggen over godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksueel leven en strafrechtelijke zaken. Op een aantal punten houdt de Wbp rekening met de eisen die deugdelijk archiveren stelt. Zo kent de wet het principe van de 'doelbinding': gegevens mogen niet voor een doel verwerkt worden dat onverenigbaar is met het doel waarvoor ze in eerste instantie zijn verzameld. Verdere verwerking van gegevens voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden wordt echter niet als onverenigbaar beschouwd, als de verantwoordelijke (in casu de archiefbeheerder) voorzieningen heeft getroffen om te verzekeren dat de verdere verwerking ook alleen ten behoeve van genoemde doel- einden geschiedt.9 Een andere uitzondering betreft de bewaartermijn. Een belangrijk principe in de privacybescherming is dat gegevens niet langer dan nodig bewaard mogen blijven. Ook de Wbp gaat hiervan uit, maar met de toevoeging dat persoons gegevens langer mogen worden bewaard voor zover dat voor historische, statistische of wetenschappelijk doeleinden is. Ook hier moet de verantwoordelijke voorzienin gen treffen om er voor te zorgen dat de gegevens alleen voor genoemde doeleinden gebruikt worden.10 Melding van verwerkingen Voor verwerkingen geldt in principe een meldingsplicht bij het CBP of bij de zoge naamde functionaris voor de gegevensbescherming, de 'FG', waarover later meer.11 De achtergrond van deze meldingsplicht is om de verwerking van persoonsgegevens transparant te maken: elke burger zou in het openbare register van meldingen kun nen nagaan waar en hoe zijn gegevens werden verwerkt, om dan vervolgens eventu eel van zijn informatie- of correctierecht gebruik te kunnen maken. Men hoopte ook te bereiken dat verantwoordelij ken door deze meldingsplicht gedwongen zouden zijn meer aandacht te schenken aan hun verwerkingen. Het niet voldoen aan deze admi nistratieve verplichting kan door het CBP beboet worden met maximaal 4500. Het is allemaal niet zo gelopen als gehoopt: van transparantie is nauwelijks sprake, en de meldplicht blijkt niet of nauwelijks bij te dragen aan de bescherming van persoonsgegevens. Meldingen die bij de eerder genoemde FG zijn gedaan zijn al hele maal niet eenvoudig naspeurbaar. Verder is het zo dat de melding, in tegenstelling tot wat men zou verwachten, geen vervolg krijgt: het CBP geeft geen oordeel over de gemelde verwerking. Het CBP geeft inmiddels geen prioriteit meer aan het controle ren van meldingen. Later in deze bijdrage kom ik terug op de meldingsplicht, die op de nominatie staat te worden afgeschaft. Desalniettemin: moeten verwerkingen in de archiefsector worden aangemeld? Er is een besluit dat uitzonderingen geeft: het idee daarachter is dat verwerkingen die weinig risico met zich mee brengen van melding vrij gesteld kunnen zijn. Daaronder vallen ook verwerkingen die verband houden met een archiefbestemming.12 Als men op deze uitzondering een beroep wil doen moet aan een aantal eisen zijn voldaan. De verwerking mag alleen plaatsvinden met het oog op archiefbeheer, de behandeling van geschillen en het verrichten van wetenschappelijk, statistisch of historisch onderzoek. Verder mogen er alleen persoonsgegevens worden verwerkt die deel uitmaken van de archiefbescheiden; de persoonsgegevens mogen slechts worden verstrekt aan degenen (waaronder derden) die zijn belast met of leiding geven aan het archiefbeheer, door de verantwoordelijke zijn belast met het behandelen van geschillen, dan wel wetenschappelijk, statistisch of historisch onderzoek verrichten of die daarbij noodzakelij k zijn betrokken; en aan anderen alleen voor zover de wet daarin voorziet. 'Traditionele' archiefhandelingen hoeven dus niet gemeld te worden; zodra echter archiefbescheiden met daarin persoonsgegevens in ruime kring beschikbaar worden gesteld, treedt men strikt genomen buiten deze vrijstelling en moet men de betreffende verwerking melden, tenzij de verwerking onder een andere vrijstelling gebracht kan worden. HET BESTEL 6 Kamerstukken II, 1997-1998, 25892, nr. 3 p. 26 (memorie van toelichting). 7 Hof van Justitie EU 9 maart 2010, Commissie tegen Duitsland, C-518/07. 8 Zie voor een praktische handleiding: A. Beunen en T.A. Schiphof, Juridische Wegwijzer Archieven en Musea online, Taskforce Archieven/Museumvereniging, 2006. Downloadbaar op http://www.taskforce-archieven. nl/projects/juridischewegwijzer. 160 TJEERD SCHIPHOF HET COLLEGE BESCHERMING PERSOONSGEGEVENS ALS TOEZICHTHOUDER 9 Wbp, artikel 9. 10 Wbp, artikel 10. 11 Wbp, artikel 27. 12 Wbp, artikel 29, vrijstellingsbesluit. 161

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2013 | | pagina 82