Conclusie In de vorige paragrafen heb ik de recente wijzigingen in de Archiefwet behandeld voor zover zij invloed hebben op depositie van de archivaris als benoemde functiona ris bij een overheidsorgaan. Hierbij heb ik aandacht besteed aan de inhoud van de wetteksten, hun vormingsgeschiedenis en de reacties die zij hebben opgeroepen, waardoor ook delen zijn opgenomen die buiten het hoofdonderwerp van het artikel vallen. In de conclusie plaats ik de invloeden vanuit de wetswijzigingen in relatie tot elkaar en relateer ik deze aan twee beroepsbeoefenaren: de gemeentearchivaris en de toezichthouder op provinciaal niveau. De functie van provinciaal archiefinspecteur is vervangen door een meer generieke toezichthouder. De officiële correspondentie van de gemeentearchivaris met de provinciale toezichthouder gebeurt op basis van de KPI's, die eerst de route via het college en de gemeenteraad doorlopen. Dit is een direct gevolg van de Wrgt, Nieuwe schoenen en de inspanningen van de VNG. De informatiestromen doorlopen ver schillende gremia die betrokken zijn bij het beheer van en de zorg voor de betreffende archieven. Een mogelijk risico daarbij is dat in de KPI's ontwijkend taalgebruik zal optreden.47 Het instrument van de VNG (de KPI-Excel) laat hier weliswaar weinig ruimte voor door bij de meeste vragen aan te sturen op "ja", "nee"of "deels" als antwoord, maar toch met de mogelijkheid om een toelichting te geven. Die toelich ting wordt echter in de berekening van het resultaat niet meegenomen, terwijl het leeuwendeel van de vragen voor archieftoezicht kwalitatief van aard is.48 Het gaat er bijvoorbeeld niet om óf een gemeente een Besluit Informatiebeheer heeft, maar of wat erin staat hout snijdt en of de bepalingen ook worden uitgevoerd. Daarnaast zijn de vragen van de archief-KPI's sterk ingericht op directe rapportage van een deel van de bevindingen van het brede publiek, met gebruikmaking van dezelfde bron voor IBT.49 Daarbij kan men zich afvragen of de burger dezelfde vragen zal willen stellen als de interne controller en auditor, en de systeemtoezichthouder op afstand. Daarnaast is het de vraag of in de nieuwe situatie een betrouwbare risicoanalyse kan worden gemaakt. In eerste aanzet zal dit gebeuren op basis van recente ervaringen uit de pre-Wrgt periode. Later zal de interbestuurlijk toezichthouder in het kader van proportionaliteit in ieder geval meer een beroep moeten doen op de eerste twee treden van de interventieladder. De vraag is of dit wel zoden aan de dij k zet, aange zien een provincie de stappen van die ladder veelal generiek voor meerdere sectoren tegelijkertijd moet zetten. De tijd moet leren of deze versmalling van toezichtinfor- matie niet juist leidt tot noodgedwongen bureaucratie en de vertroebeling van de taken van de archivaris: deze houdt immers, zoals al eerder aangegeven, in de nieuwe situatie deels toezicht op zichzelf. Bij gemeenten die geen archivaris hebben benoemd en geen (ter zake kundige) beleidsmedewerker DIV of recordsmanager hebben aangesteld, zal de interbestuur lijk toezichthouder zich mijns inziens bewogen voelen tot het uitvoeren van reguliere 'reality checks',50 aangezien buiten het noemen van de KPI's van de VNG en B RAIN geen handreikingen richting de lokale overheid worden gedaan. De vraag is of de provincie in deze gevallen voldoende formatie heeft aangesteld om aan de eis voor proportionaliteit te voldoen: proportionaliteit betekent immers niet teveel toezicht, maar ook niet te weinig. Het vervallen van de eis voor het hebben van het diploma archivistiek zorgt er wel voor dat formeel meer formatie voorhanden is om deze taak uit te voeren, maar dit zijn mensen die zich wellicht niet toegerust voelen op een specialistisch vakgebied dat ook nog volop in beweging is. De principes van onder andere nabijheid, enkelvoudigheid en selectiviteit uit de Wrgt zijn in principe positief voor de verhouding van de archivaris met de inter bestuurlijk toezichthouder: de archivaris heeft hierbij duidelijkheid over het aan spreekpunt. Maar gezien de resterende uitzonderingen in de Archiefwet die inherent zijn aan het wezen van archieven, komt in een aantal gevallen die enkelvoudigheid op het tweede plan te staan.51 Het is dan ook nodig dat de professionals op provinci aal niveau de gemeentearchivaris kunnen assisteren en adviseren als deze specifieke gevallen zich voordoen. De kennis daarvoor moet dan wel voorhanden zijn. Heeft de archivaris op lokaal niveau wel een 'evenknie' bij de provincie waar zij of hij terecht kan met vragen of problemen?52 Daarbij is het van grootbelang in welke rollen de toezichthouders kunnen opereren. Kan een toezichthouder tegelijkertijd ook adviseur en kennisdeler zijn, als dat toezicht nadrukkelijk op afstand wordt gezet? De Wrgt en de verdere wijzigingen van de Archiefwet zorgen (althans naar verwachting) voor een afname in regeldruk en het daadwerkelijk plaatsen van de zorgplicht bij de overheidsorganen zelf. Of zij ook een stelselverbetering met zich meebrengen, valt nog te bezien bij de evaluaties. In de eerste wijziging van de Wrgt wordt de suggestie gedaan om (een deel van) de huidige archiefinspecteurs weer aan te stellen op basis van artikel 124e Gemeentewet. Als dit gebeurt, dan verandert er niets als het hier dezelfde personen betreft. Ook wat de procedure betreft is het voor een deel 'oude (maar goede) wijn in nieuwe schoenenDe hoeveelheid wijn is echter wel geslonken. Feit blijft ook dat het achterwege blijven van de eis voor een diploma archivistiek hiermee niet wijzigt. De opstelling van de wetgever is dat dit diploma niet als een vereiste mag worden gezien voor deskundig beheer of toezicht. Bovendien bestaat als gevolg van de voorgenomen wijzigingen op provinciaal niveau geen noodzaak tot de benoeming van een functionaris met een diploma archivistiek. In de eerste periode zal dit in de praktijk weinig verschil maken: de provinciearchi varis bestond nog niet. In het vervolg kan dit verder beperken van de waarde van het diploma voor specifieke openbare functies de toekomst van het beroep van archiva ris in Nederland bedreigen. HET BESTEL 47 Wat dit betreft zijn de opmerkingen van de VNG bij de eerste wijziging van de Wrgt ook enigszins verontrustend. Zie onder 'De Wrgt, ontwikkeling en reacties'. 48 Het gebruik van checklists in zichzelf is niet bezwaarlijk, het gaat erom hoe je de vragen in die checklists stelt en hoe je de antwoorden verwerkt. Zie in dit kader ook het artikel van Ingmar Koch en Paul Huismans in deze bundel. 49 Het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING) meldt de ambitie om alle toezichtinformatie via www.waarstaatjegemeente.nl te laten verlopen, o.a. in het nieuwsbericht van 29 juni 2012, te vinden op de website van KING. De gemeenten hebben zichzelf gecommitteerd tot deelname in www.waarstaatjegemeente.nl bij de buitengewone ALV van 26 september 2008, zie Ledenbrief 08/167 van de VNG, d.d. 8 oktober 2008, p. 2-3. Deze twee factoren zorgen ervoor dat ook de systematische toezichtinformatie via deze systematiek verloopt. 126 JOOST VAN KOUTRIK OUDE WIJN IN 'NIEUWE SCHOENEN'? 50 Zie Broos e.a., p. 15 voor een nadere beschrijving van deze 'reality checks'. 51 Het betreft hier de bepalingen die na de invoering van de Wrgt nog van kracht zijn. Zie de behandeling van deze bepalingen in paragraaf 'Dossier 32 389: de Wet revitalisering generiek toezicht'. 52 Bij de Dag van de Inspectie 2011 wordt de opmerking van de archivaris als klokkenluider ook genoemd, zie Verslag Dvl, p. 13. 127

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2013 | | pagina 65