Dossier 32 389: de Wet revitalisering generiek toezicht
De ontwikkeling van de Wet revitalisering generiek toezicht Wrgt) heeft een
langere voorgeschiedenis. In de loop van de 'jaren nul' wordt geconstateerd dat het
IBT teveel in specifieke wetgeving is opgenomen, gedeeltelijk omdat de generieke
mogelijkheden die voor toezicht en handhaving waren geschapen, destijds als te
zwaar en interveniërend werden gezien.2 Dit leidt tot een aantal rapporten, met als
eerste het noemenswaardige rapport van de Commissie Alders in 2005. Daarin is
al gesteld dat iedere overheid verantwoordelijk is voor het eigen handelen en dat het
toezicht op dit handelen teruggebracht moet worden tot algemene bepalingen in
plaats van bepalingen in specifieke wetgeving. Algemene bepalingen hebben tot
gevolg dat bij de introductie van nieuwe wetgeving de actualisering van het toezicht
kan worden nagelaten, omdat dit al hierin is opgenomen.3 De adviezen van de
commissie Alders zijn overgenomen en nader uitgewerkt door de commissie
Oosting. In de rapportage van deze commissie zijn onder andere per specifieke wet
de nodige veranderingen aangegeven. Over de Archiefwet is het rapport van de
commissie Oosting beknopt: na een korte beschrijving van de functie van archief
inspecteurs bij provincies worden de bevoegdheden van Gedeputeerde Staten (GS)
voortkomend uit art. 33-34 en art. 38-39 beschreven. Deze artikelen bepalen de
goedkeuringsbevoegdheid van GS voor (ver)bouwplannen van archiefbewaarplaat
sen van gemeenten en waterschappen en het toepassen van bestuursdwang, ook wel
bekend als 'dwangdepot'. De commissie Oosting geeft in het rapport het advies om
de betreffende artikelen te schrappen en te laten vervangen door de algemene ingre
pen op grond van taakverwaarlozing. Een gefaseerde invoering hiervan acht de com
missie voor de Archiefwet niet nodig.4
Naar aanleiding van het rapport van de commissie Oosting wordt de Wrgt opgesteld,
waarin veranderingen worden aangebracht in de Provinciewet en de Gemeentewet
voor de revitalisering van de generieke toezichtbepalingen en de beperking van de
bepalingen in specifieke wetgeving. Uit de aanpassing van de artikelen zelf wordt de
strekking van de Wrgt al redelijk helder: de 'interventieladder' (zoals die later zou
worden genoemd) bestaat uit een generieke constatering van tekortkomingen door
het eerst hogere overheidsorgaan, een aanschrijving dat deze moeten worden verhol
pen, een publicatie van voorgenomen indeplaatsstelling en het uiteindelijk overgaan
tot (en wederom publicatie van) de indeplaatsstelling zelf.5 Een tweede vorm van
interbestuurlijk ingrijpen is de opschorting en vernietiging van besluiten van een
lokale overheid, als deze in strijd zijn met het algemeen belang of met het belang van
de hogere overheidslaag; dat laatste is wel nieuw binnen de Wrgt. De melding aan de
118
minister dient binnen tien dagen te gebeuren na de bekendwording van het besluit
bij de hogere overheid. De bevoegdheid voor de vernietiging lag al bij de Kroon en
blijft daar ook. De Kroon kan nu wel voorzien in een nieuw besluit of een voorlopige
voorziening, of bij uitblijven van verbetering alsnog een indeplaatsstelling bewerk
stelligen voor het toezichthoudende orgaan.6
De bovengenoemde indeplaatsstelling, opschorting en vernietiging van besluiten
waren vóór de Wrgt al generieke middelen voor IBT en handhaving, vastgelegd in art.
132 van de Grondwet. De Wrgt is bedoeld om deze instrumenten als het ware 'af te
stoffen' en in te zetten als vervanging van specifieke wet- en regelgeving, waarvan
volgens Alders en Oosting het overzicht en de actualisering een praktisch probleem
vormen. De onderliggende gedachte is de nevenschikking van bestuurslagen in de
uitvoering van taken volgens het zogenaamde 'medebewind'hetgeen vertrouwen
van de hogere bestuurslaag in de competenties en kennis van de lagere overheden
impliceert. De pressiemiddelen van vernietiging en indeplaatsstelling worden als
drastisch en uiterst redmiddel gezien (letterlijk: 'ultimum remedium'), overige
middelen worden zoveel mogelijk gesaneerd met het ultimum remedium als enige
toepasbare redmiddel.7 Met de Wrgt worden de hogere bestuurslagen dus op een
grotere afstand geplaatst en vindt het toezicht grotendeels plaats op basis van rap
portage door de lokale overheid. Voor gemeenten en waterschappen verloopt dit in
de regel op basis van systematische informatieverstrekking zoals kritische prestatie
indicatoren KPI' s, waarover later meer) ,8 De principes die de wetgever hanteert
voor de wetswijziging zijn:
nabijheid: het toezicht moet worden uitgevoerd door de eerst hogere overheids
laag;
enkelvoudigheid: slechts één bestuurslaag is belast met de toezichtstaak;
samenwerking: in het uitzonderlijke geval van meerdere toezichthouders,
werken deze samen;
selectiviteit: alleen de generieke instrumenten worden toegepast;
proportionaliteit: optreden geschiedt alleen na bestuurlijke afweging van de
noodzaak.
De Wrgt houdt voor de Archiefwet kort gezegd de volgende wijzigingen in:
Artikelen 33 en 34 komen te vervallen en artikel 38 en 39 verwijzen naar de
betreffende sub-artikelen van artikel 124 Gemeentewet. Hierdoor vervalt het
specifiek toezicht op de zorg ten faveure van het generiek toezicht in de
Gemeentewet.9 Overeenkomstig wordt ook art. 45 lid 8 van de Politiewet
gewijzigd.10
119
HET BESTEL
2 Memorie van toelichting (MvT) op de aanbieding van de Wrgt aan de Tweede Kamer, Kamerstukken II
2009/10, 32 389, nr. 3 (hierna: MvTWrgt), p. 3-4.
3 De titel van het rapport is Interbestuurlijk toezicht herijkt. Toe aan nieuw toezicht op overheden, zie het verslag
van BRAIN van de Dag van de Inspectie op 12 september 2011 (hierna: Verslag Dvl), p. 2.
4 M. Oosting (voorz.) e.a., Van specifiek naar generiek. Doorlichting en beoordeling van interbestuurlijke toezicht-
arrangementen, Den Haag, 2007, p. 44-45, 86-87, 89. Overigens komen de ingrepen in de Archiefwet in de
eerst aangeboden versie van de Wrgt niet voor, omdat werd verondersteld dat de wijzigingen van de
Archiefwet werden doorgevoerd binnen het programma Informatie op orde. De wijzigingen van de
Archiefwet krijgen met de eerste wijzigingen op de Wrgt hun beslag. Zie MvTWrgt, p. 30.
5 Aanbieding van de Wrgt aan de Tweede Kamer, Kamerstukken II2009/10, 32 389, nr. 2 (hierna: Aanbieding
Wrgt), p. 5-6. De bevoegdheid wordt hier belegd bij de eerst hogere overheidslaag, maar ook bij de constate
ring van tekortkomingen van gemeenten en waterschappen kan de minister, na aanschrijving van de betref
fende provincie en bij uitblijven van ingrijpen vanuit die kant, volgens artikel 124a tot handhaving over
gaan. Bij de behandeling van het aanvullend beleidskader geef ik een voorbeeldsituatie.
JOOST VAN KOUTRIK OUDE WIJN IN 'NIEUWE SCHOENEN'?
6 MvTWrgt, p. 10-13, 20-21. Op de opschorting en vernietiging van besluiten wordt in dit artikel verder
niet ingegaan, omdat dit in de archiefpraktijk volgens de bespreking op de Dag van de Inspectie 2011 naar
verwachting zelden voor zal komen, zie Verslag Dvl, p. 7. Of dit toch niet het geval zal zijn met bijvoorbeeld
ondeugdelijke besluiten tot vervanging van archiefbescheiden, zal in de toekomst nog moeten blijken.
7 Idem, p. 2-5. De huidige maatregelen worden in de beleving dus vervangen door andere. Dit terwijl in het
geval van de Archiefwet de bepalingen voor dwangdepot dezelfde praktische gevolgen hebben als de bepalin
gen voor indeplaatsstelling. Je zou zelfs kunnen beargumenteren dat het proces op dezelfde manier verloopt,
met uitzondering van de publicatie van het voornemen tot toepassing van de bestuursdwang.
8 Zie art. 124h in Aanbieding Wrgt, p. 8, en de latere vaststelling van het Besluit verstrekking systematische
toezichtinformatie, Stb. 2012, 330.
9 Zie art. 5.2 onder B en C in de wijziging van de Wrgt, Kamerstukken II2010/11, 32 389, nr. 8 (hierna:
Wijziging Wrgt), p. 13.
10 Zie art. 8.1 en de toelichting in Wijziging Wrgt, p. 15, 33. Bij de nationalisering van de politieorganisatie
vervalt sowieso het toezicht op archiefbeheer en -zorg van de politie op gemeentelijk niveau, zie p. 18
(noot 4) van I. Broos e.a., 'Nieuwe schoenen? Een nieuwe invulling van het interbestuurlijk archieftoezicht'
in Archievenblad 115 (2011) 9, p. 14-18.