RIJKS MUNT
Weinig waardering voor het functioneren van uitvoeringsorganisaties
De opkomst en groei van horizontale verantwoordingsinitiatieven, zoals de instel
ling van een Handvestgroep Publieke Verantwoording en de Rijksbrede Benchmark
Groep (zie hiervoor), is gedeeltelijk te verklaren uit de geringe waardering door de
politiek en door het politiek-bestuurlijke management voor het functioneren van
uitvoeringsorganisaties. Zelfstandige bestuursorganen bestaan al honderden jaren
in Nederland, zoals de rijksuniversiteiten en de Kiesraad. Tijdens het kabinet Lubbers
I 1982-1986) is privatisering van bestaande overheidsorganisaties gebruikt als
instrument ter beheersing van de omvang van de overheid. Geprivatiseerd werden
onder andere de Postbank, de Rijksmunt, Staatsvissershavenbedrijf, en de PTT.
Een aantal uitvoerende overheidsdiensten werd gedurende begin jaren negentig
omgevormd tot ZBO. Bekende voorbeelden daarvan zijn RDW, Kadaster, COA en de
rijksmusea. Dat verzelfstandigingsproces eindigde abrupt in 1995. In dat jaar waar
schuwde de Algemene Rekenkamer in een zeer kritisch evaluatierapport voor het
doorzetten van de trend van verzelfstandigen.14 "Inrichting en vormgeving van
ZBO's lopen dermate uiteen, dat de Rekenkamer sprak van 'wildgroei'".15 Ook de
rapportage van de commissie Sint (1994),16 waarin de auteurs stellen dat het thema
verzelfstandiging soms trekken krijgt van een modetrend en de rapportage van de
commissie Cohen (1997)17 ademen een dergelijke negatieve sfeer.
112
Vanaf 1995 kregen veel overheidsorganisaties die verzelfstandigd werden de status
van agentschappen. Dat wil zeggen minder zelfstandig, wel een baten-lastenstelsel,
maar direct gelieerd aan de minister. De meningsvorming over functioneren van uit
voeringsorganisaties werd echter niet positiever. Tjeenk Willink schrijft in de alge
mene beschouwingen van de Raad van State over 1997: "Inmiddels zijn vele publieke
taken geprivatiseerd, in zelfstandige bestuursorganen (ZBO's) ondergebracht, aan
agentschappen opgedragen of uitbesteed, zonder dat de consequenties daarvan voor
de publieke controle, voor de uitvoering en voor de vorming van nieuw beleid altijd
goed zijn doordacht".18
Op het kritische rapport van de Algemene Rekenkamer uit 1995 reageerde het
kabinet met een nota die diverse maatregelen beloofde om het primaat van de poli
tiek te herstellen.19 Deze nota Herstel van het Primaat van de regering leidde tot tal
van aanwijzingen voor het op- en inrichten van nieuwe ZBO's. In 2000 is het
Wetsvoorstel Kaderwet Zelfstandige Bestuursorganen aan de Tweede Kamer aange
boden en de Tweede Kamer heeft in september 2002 dit voorstel aangenomen. De
Eerste Kamer heeft in oktober 2006 met dit voorstel ingestemd. In de Leeswijzer
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is een vierledige doelstelling geformuleerd
die ten grondslag ligt aan de Kaderwet.20 Deze doelstelling betreft in grote lijnen de
harmonisatie van het organisatierecht voor zelfstandige bestuursorganen en rege
ling van het primaat van de politiek:
In de eerste plaats wordt ordening aangebracht in de grote hoeveelheid
organisatieregelingen.
In de tweede plaats biedt de Kaderwet een heldere regeling van de ministeriële
verantwoordelijkheid voor zelfstandige bestuursorganen.
In de derde plaats schept de Kaderwet meer helderheid met betrekking tot de
financiële controle op zelfstandige bestuursorganen.
In de vierde plaats wordt vergroting van het publieke inzicht bewerkstelligd in
zowel het voorkómen van calamiteiten als het functioneren van zelfstandige
bestuursorganen.
Het is duidelijk dat met de kaderwet is geprobeerd het primaat van de politiek te
herstellen. De positie van de minister is verduidelijkt en de financiële controle is
aangescherpt. Maar er komt iets bij: het vergroten van het publieke inzicht in het
functioneren. Enigszins teleurstellend is dit natuurlijk wel. Immers de ZBO's binnen
het Handvest Publieke Verantwoording, als ook de ZBO's binnen de RBB Groep
hadden nu juist al het initiatief genomen tot het vergroten van de transparantie.
Het kan misschien ook positief worden uitgelegd: nu is zowel van onderop als van
bovenaf de noodzaak onderstreept voor het geven van inzicht in de performance
van uitvoeringsorganisaties.
De initiatieven van de uitvoeringsorganisaties vinden tot op heden weinig weerklank
binnen de ministeries. Ondanks de constructieve uitwerkingen en zorgvuldige
implementatie van horizontale verantwoordingsvoorstellen komen er geen aanpas
singen in de toezichtstructuur.
Voor de provincies en de gemeenten ziet de toekomst er wellicht rooskleuriger uit.
De Commissie Doorlichting InterbestuurlijkeToezichtarrangement (de commissie
Oosting) heeft een aantal interbestuurlijke toezichtarrangementen doorgelicht en
113
HET BESTEL
;|1_A'-MALli1-'.
De Rijksmunt in Utrecht is een van de overheidsorganisaties die tijdens Lubbers-I werd
geprivatiseerd.
Foto: Carl030nl op http://www.panoramio.com/user/372958
14 Algemene Rekenkamer, 'Verslag over 1994, deel 3. Zelfstandige bestuursorganen en ministeriële verantwoor
delijkheid', Kamerstukken II, 1994-1995, 24130, nrs. 1-3.
15 R.H. Coops, B.M.J. Pauw, e.a., Van overheid naar markt. Theorie, praktijk en analyse, Den Haag, 1995, p. 141.
16 Commissie Sint, Verantwoord verzelfstandigen, Opdracht van het beraad van de secretarissen-generaal,
Den Haag, 1994.
JAN HAKVOORT EN HENK KLAASSEN VERANTWOORD VERANTWOORDEN
17 Commissie Cohen, Eindrapport Werkgroep Markt en Overheid, Den Haag, 1997.
18 Zie ook: J.L.M. Hakvoort en M. Veenswijk, Cultuurverandering bij verzelfstandigde organisaties, Delft, 1998, p. 3.
19 'Herstel van het primaat van de politiek bij de aansturing van zelfstandige bestuursorganen', Kamerstukken
II, 1994-1995,24 130, nr. 5.
20 Ministerie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Leeswijzer Kaderwet zelfstandige bestuursorganen,
Den Haag, april 2007, p. 3.