De 25 veiligheidsregio's De rampenorganisatie in Nederland kent een landelijk vrijwel uniform afspraken- kader over de opschaling bij grootschalige calamiteiten, de zogeheten Gecoördineer de Regionale Incidentbestrijdings Procedure (afgekort GRIP).2 GRIP is in Nederland een landelijke afspraak over de opschaling van incident- en rampenbestrijding voor professionele hulpverleners als de brandweer, politie en de GHOR-keten (waaronder de ambulancediensten). De procedures regelen opschaling op operationeel niveau op de plaats van het incident en daarnaast op bestuurlijk niveau van de gemeente 76 naar het regionale niveau. De kracht van GRIP is dat vanuit het veld tot opschaling kan worden besloten door een leidinggevende van een operationele dienst of door de ambtenaar openbare orde en veiligheid (AOV) van de gemeente. De andere (hulp) diensten volgen deze opschaling onmiddellijk. Vanaf GRIP 2 bekrachtigt de burge meester verdere opschaling en besluit tot afschaling. GRIP kent de in tabel 1 genoemde stadia. In elke GRIP situatie is sprake van de noodzaak tot coördinatie tussen de verschillende hulpdiensten. Is er in GRIP 1 alleen sprake van coördinatie op de plaats van het incident in het Commando Plaats Incident (CoPI), in GRIP 2 komt ook het Regionaal Operationeel Team (ROT) en de kernstaf van het gemeentelijk beleidsteam (GBT) bijeen. Bij een opschaling naar GRIP 3 komen zowel het ROT als het GBT op volle sterkte bijeen. Uitvoering van gemeentelijke taken wordt aangestuurd door het Gemeentelijk Rampen Management Team (GRMT) dat op zijn beurt weer de opgeroepen gemeentelijke actiecentra aan het werk zet. Opschaling naar de hoogste fase GRIP 4 (die gelukkig niet zo vaak voorkomt) betekent dat naast het ROT een Regionaal Beleidsteam wordt gevormd, voorgezeten door de coördinerend burgemeester. De commissaris van de koningin wordt gealarmeerd en deze formeert het Provinciaal Coördinatie Centrum. Als de ramp de provinciegrenzen overschrijdt, heeft de minister een coördinerende rol en komt het Nationaal Crisiscentrum bij elkaar. Uit bijgaand schema wordt duidelijk hoeveel actoren een rampenorganisatie kent, waarbij opgemerkt wordt dat andere overheden (zoals waterschappen) en andere organisaties (zoals nutsbedrijven) geen vaste plaats hebben in de territoriaal ingerichte "algemene kolom" van de calamiteitenorganisatie. Waarom deze uitgebreide opsomming? Elke ramp wordt geëvalueerd. Volgens de WRZO, die gold tot 1 oktober 2010, was de gemeente zelfs verplicht om elke ramp of zwaar ongeval te analyseren. En dat is nu net het probleem. Zonder betrouwbare informatie geen analyse. DE PRAKTIJK 1 GfCüHlfiflit 2 ftyslftll 3 Orentfie 4 iJswtiond 3 l^'o-nle 6 Npnid-rri Dost<Gi^l(Se«ifHnd GftldflKJIfld Miadfrr a GfcldflrtartriZulfl Utntiii 10 Nogrd Hollana Noord 11 ZMnsweefc-WiiteMjiiid 13 KwmaflMilBnd lj AmsiMdanfrAfllstiliand 14 Goal 9fi Vftcrlstrrik is HMgl&ndcr 16 Hollands Midden 17 Roucidam'RijnmQrid 15 Zuid Mo.'land Zuid 10 ZfrelanO 20 V -rider* an Wesj-BrabBnt 21 Brabant Ntwrö 22 Brabant Zthdawt 23 Limburjl Nocfd 24 Zuid-LimtmA 26 Flevoland 2 Opschaling is een term die door hulpdiensten gebruikt wordt voor het vergroten van de organisatie tijdens een incident of ramp. De mate van opschaling bepaalt het aantal eenheden (voertuigen en personeel) maar ook de wijze van aansturing. Voor de bestuurlijke aspecten is in Nederland de Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure (GRIP) van toepassing. Voor de operationele diensten gelden per dienst andere opschalingsprotocollen. JAN BEENS ALS DE SIRENE GAAT. Fase Reikwijdte van het incident GRIP 0 Normale dagelijkse werkzaamheden. Afstemming in het "motorkapoverleg".3 GRIP 1 Bronbestrijding. Incident van beperkte afmetingen. Afstemming tussen de verschillende disciplines nodig. GRIP 2 Bron- en effectbestrijding. Incident met duidelijke uitstraling naar de omgeving. GRIP 3 Bedreiging van het welzijn van (grote groepen van) de bevolking binnen één gemeente. Mogelijk schaarste. GRIP 4 Gemeenten, of regio- of provincieoverschrijdend (of nabij grens tussen regios) en dreiging van uitbreiding. Mogelijk schaarste. Tabel 1. GRIP-stadia 3 Dat wil zeggen dat er sprake is van een routine-inzet en er (nog) geen opschaling in het kader van de GRIP-regeling heeft plaatsgevonden. Vindt er wel opschaling plaats (GRIP 1 en hoger) dan wordt dit motorkapoverleg omgezet in een Commando Plaats Incident (CoPI). Het motorkapoverleg dankt zijn naam aan het feit dat een motorkap regelmatig gebruikt wordt als tafel voor het gebruik van papier of een klein whiteboard en ander materiaal waar omheen de betrokken personen staan. 77

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2013 | | pagina 40