enzovoort. Alleen door een combinatie van overheids- en particuliere archieven
kan een evenwichtig beeld van het verleden worden verkregen. Procentueel wil
dit nog wel eens uiteenlopen van een verhouding 80-20 overheidsarchieven bij
het Nationaal Archief (NA) tot 55-45 procent bij andere, regionale en gemeente
lijke archiefinstellingen. Maar die verwerving van particuliere archieven (of die
nu passief of actief is) moet wel systematisch gebeuren. De actieve verwerving
van recentere digitale particuliere archieven en/of collecties moet snel opgepakt
worden, omdat ze anders zomaar kunnen verdwijnen.
Het is daarnaast van belang om op nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau
op elkaar af te stemmen wie wat verzamelt. Op nationaal vlak heeft die discussie
een impuls gekregen door Gewaardeerd verleden, maar onduidelijk is wat hier de
praktische gevolgen van (moeten) zijn. Interessant in dit opzicht is dat tijdens
de op 15 november 2012 gehouden studiemiddag van het Platform Particuliere
Archieven (PPA) gebleken is dat Gewaardeerd verleden zo weinig tot resultaat
heeft geleid. De achterstand van 800 kilometer archief dwong het NA tot een
perspectief naar achteren. Er werd weliswaar een database samengesteld met
trends en hotspots, maar de pilots werden bijna geheel uitgevoerd binnen de
overheidsomgeving, en met reeds gevormde archieven. De gewenste en gezochte
integrale benadering is op de achtergrond geraakt. Jeurgens betreurde het
cynisme dat hij ontmoette en de geringe betrokkenheid vanuit het veld van
particuliere archiefvormers aan dit hele project. Hier zitten natuurlijk meerdere
kanten aan. Vanuit het SAA had ik hier ook graag meer betrokken bij willen zijn.
Afstemming tussen het NA en het SAA is zeer nodig, mede omdat het niet zelden
voorkomt dat landelijke particuliere archiefvormers in tweede instantie (na een
'afwijzing' door het NA) aankloppen bij het Stadsarchief
Ik ben benieuwd naar je antwoord.
Vriendelijke groeten, Ron
Dag Ron,
Dank je wel voor je uitgebreide brief. Ik heb er weinig aan toe te voegen, want
ik onderschrijf j e betoog volledig. Wel zou ik graag willen weten hoe jullie de
theorie concreet vormgeven in het acquisitieprofiel. Hoe bepalen jullie bijvoor
beeld 'representativiteit' en 'toegevoegde waarde'. Mag ik vragen hoe jullie dit
bepalen en met gebruikmaking van welke methoden? Het Stadsarchief Rotter
dam is namelijk op hetzelfde punt aanbeland als het SAA. Tot nog toe had in
Rotterdam iedere afdeling één eigen acquisitieprofiel (Bibliotheek, Topografisch
Historische Atlas en Archieven)Thans wordt dit centraal opgepakt en wordt er
een acquisitieprofiel opgesteld. Voor Rotterdam kenmerkende historische
gebeurtenissen over de jaren 1980-heden (dat is een door het Stadsarchief
bewust aangebrachte versmalling, omdat de vorige profielen 1970-2000 als
uitgangspunt hadden) worden allereerst onderzocht door de registraties bij de
Rotterdamse Kamer van Koophandel te vergelijken met de landelijke dekkings
graad. Uit het resultaat zal blijken waarin Rotterdam uitblinkt ten opzichte van
het gemiddelde. Andere bronnen zijn de zogeheten Maasboekjes (ingeschreven
verenigingen en stichtingen)In eerste instantie betrekken wij dit onderzoek
alleen op Rotterdam, maar voor de regiogemeenten, waarvoor het Stadsarchief
de aangewezen archiefbewaarplaats is, moet ditzelfde nog gebeuren. Laten we dat
echter buiten deze discussie houden, omdat wij ons in deze briefwisseling op de
steden Rotterdam en Amsterdam richten. In het nieuwe acquisitieprofiel wordt
tevens aandacht besteed aan digitale duurzaamheid en de overdracht van
digitale particuliere archieven. Wat is jullie visie hierop?
Vriendelijke groeten, Theo
Beste Theo,
Dank je wel voor je laatste brief. In deze brief ga ik in op hoe je 'representativiteit'
en 'toegevoegde waarde' kunt bepalen.
Acquisitieprofiel: integraal of per soort
Het zwaartepunt ligt hierbij natuurlijk bij het aquisitieprofiel. Jullie hadden in
het verleden per afdeling (Bibliotheek, Topografisch-Historische Atlas en
Archieven) een eigen acquisitieprofiel. Nu gaan jullie uit van het opstellen van
een centraal acquisitieprofiel. Een integrale benadering verdient denk ik de voor
keur. Vanuit de visie van de onderzoeker is de informatiedrager natuurlijk niet zo
interessant. De vraag is meestal: "Wat hebben jullie over...?" Of het dan een film,
affiche, dossier of foto betreft is pas in tweede instantie van belang. Ook bij ons is
in het verleden een profiel opgesteld per soort, waarbij ik aan de reeds door jou
genoemde terreinen de audiovisuele collectie zou willen toevoegen.
Veranderend verzamelbeleid bij collega-instellingen
De beleidsstukken die we circa een jaar of vijf geleden hadden opgesteld zijn
inmiddels sterk verouderd en we hebben besloten ze van onze site af te halen.
Het hele terrein is in beweging en het zou kunnen leiden tot verkeerde conclusies
bij de websitebezoekers. In het verleden keken we ook naar wat collega-instellin
gen deden op aanpalende gebieden. In een aantal gevallen bestaan die instellin
gen niet meer of zijn gefuseerd. Ik heb daar al eerder op gewezen. Ook stoten ze
soms hun archieven af. Dit laatste deed zich voor bij het Humanistisch Archief in
Utrecht. Het archief van het Humanistisch Verbond afdeling Amsterdam is bij
ons ondergebracht.
De discussie over ons acquisitieprofiel moet weer opgestart worden. We hadden
er een begin mee gemaakt, maar zoals zo vaak eiste het dagelijkse werk weer
meer aandacht op. De door jullie gevolgde methode (wat zijn voor Rotterdam
ARCHIEFVORMER EN PARTICULIER ARCHIEF
140
RON BLOM EN THEO VERMEER WAAROM EN HOE VERWERVEN TWEE STADSARCHIEVEN
PARTICULIERE ARCHIEVEN?
141