modernistische en functionele ontwerpmethode ook veel tegenstand opriep. Tegen het eind van de jaren negentig vertrok de laatste van de eerste partners en begin 2000 besloot de nieuwe directie om het nieuwe millennium met een nieuwe naam te beginnen. TD werd Total Identity en men wilde van de ballast van ruim 3 5 jaar ver leden af, het archief moest de deur uit. Een eerste inventarisatie door het NAGO bevestigde dat het archief niet alleen bijzonder veel objecten en documenten van cultuurhistorische waarde bevatte, maar daarnaast dat het archief zo omvangrijk was en het materiaal zo divers van aard dat we het met de oude NAGO Filemaker database niet zouden redden. Het archief van Total Design vormde de gelegenheid om een nieuw informatiesysteem te ontwikkelen dat specifiek toegerust is op het beschrijven van vormgevingsarchieven. Complexe archieven Een vormgevingsarchief geeft inzicht in het ontwerpproces tot en met het eindresul taat. De archieven vragen bijzondere aandacht vanwege de complexe samenstelling. Ze bevatten vaak naast producten en correspondentie met opdrachtgevers ook documentatie als inspiratiebron, documentatie van het werkproces, bedrijfsadmi nistratie, ontwerpschetsen, werktekeningen, stalen, prototypes of maquettes. Elk objecttype vraagt om een specifieke behandeling en stelt andere eisen aan beheer en behoud. Het hybride karakter van een vormgevingsarchief heeft consequenties voor de beschrijving ervan. Dat maakt de ontsluiting van een vormgevingsarchief in een bestaand collectieregistratiesysteem niet eenvoudig. Het NAGO werkte de eerste jaren met een beschrijvingsmethodiek die geënt was op de collectieregistratie van het Stedelijk Museum. Deze was specifiek gericht op het beschrijven van een collectie objecten, de onderlinge relatie daartussen kon niet of nauwelijks worden vastgelegd. Het was niet mogelijk om de verschillende soorten objecten of documenten die bij één opdracht horen, samenhangend of als geheel te beschrijven. Voor het archief van Total Design zou dat niet alleen tot belangrij k informatieverlies leiden, maar het aantal objecten was ook te groot. Individueel beschrijven zou jaren duren en geen enkel fonds zou bereid zijn om dat te financie ren. Het NAGO moest het archief eerst ordenen, vervolgens documenten waarderen en selecteren en tot slot alle bij elkaar horende documenten als groep beschrijving. Kortom, er werd gekozen voor een archivistische werkwijze. Op basis van een infor matieanalyse werd een nieuw digitaal informatiesysteem ontwikkeld waarin het mogelijk werd om de bij elkaar horende objecten en documenten als samenhangend geheel vast te leggen. Dit beschrijvingssysteem kwam tot stand door twee internatio nale beschrijvingsstandaarden met elkaar te combineren: voor het beschrijven van archiefdocumenten ISAD(G) en voor de objectbeschrijving SPECTRUM. Deze methodiek maakt het mogelijk om archieven centraal te beschrijven maar decen traal te (laten) beheren. Wanneer de relatie tussen een object en een document eenmaal is vastgelegd, is er geen bezwaar om deze verschillende bronnen elk op een andere locatie te bewaren. Beleid voor vormgevingserfgoed De realisatie van het TD project werd mede mogelijk doordat sinds 2003 vanuit de overheid meer structureel aandacht aan het vormgevingserfgoed werd besteed. Dat was lange tijd niet het geval geweest. Op de professionalisering van het vak in de jaren tachtig volgt de opkomst van het begrip Dutch Design en de groeiende faam van de Nederlandse vormgeving in het buitenland. Midden jaren tachtig vormen twee grote exposities en bijbehorende publicaties de ijkpunten van de serieuze belangstelling voor vormgeving.2 De interesse voor Nederlandse vormgevings- geschiedenis die uit deze publicaties blijkt resulteerde echter niet in een eenduidig beleid ten aanzien van de waardevolle archieven. Een verklaring hiervoor ligt in de selectieve belangstelling voor vormgeving. Tot ver in de jaren tachtig ging de institu tionele aandacht voor vormgevingserfgoed overwegend uit naar de artistieke kwali teit van objecten. Musea collectioneren de bijzonder vormgegeven objecten vanuit esthetisch oogpunt, of omdat ze een bepaalde stijl of stroming vertegenwoordigen. Cultuurhistorisch onderzoek naar de vraag waarom de producten er uitzien zoals ze er uitzien stond, op z'n zachtst gezegd, nog in de kinderschoenen. Dat ligt voor een deel in de aard van het onderwerp zelf. Vormgeving betreft veelal voorwerpen, pro ducten, waar we ons in het dagelijkse leven mee omringen. De alledaagse verganke lijkheid van deze gebruiksvoorwerpen doet hen makkelijker vergeten dan herkend worden als bijzonder erfgoed. Door het ontbreken van structurele maatregelen om bedrijfsarchieven, collecties en nalatenschappen van gerenommeerde ontwerpers veilig te stellen voor toekomstige bestudering, is al veel verloren geraakt. Aan het begin van deze eeuw was nog steeds de situatie voor archieven op het gebied van het industrieel ontwerpen zorgwekkend.3 Ook voor het behoud van de digitale vorm geving - zoals vroege websites van de VPRO - was onvoldoende aandacht om deze duurzaam te kunnen behouden. Hoewel de oprichting van het NAGO - vanuit particulier initiatief - het belang van het behoud van Nederlandse vormgevingserfgoed begin jaren negentig onder de aan dacht bracht, duurde het tot het einde van de j aren negentig voor de zorg breder werd gedeeld. Pas toen de Raad voor Cultuur eind 1998 onderzoek deed naar de "omgang met het erfgoed van de vormgevingswereld en de verantwoordelijkheid van de overheid hierin", kwam hier verandering in. Staatssecretaris Rick van der Ploeg stelde vervolgens in 2001 een Tij delij ke Commissie Vormgeving in die rapporteerde met aanbevelingen voor een nieuw beleid ten aanzien van cultureel erfgoed op het gebied van vormgeving. De Commissie signaleerde lacunes op het gebied van docu mentatie en archivering en de conservering en constateerde dat collectievorming en expositie van vormgeving meer aandacht behoefde. Uit een inventarisatie door het Instituut Collectie Nederland in 2002 blijkt dat op dat moment zo'n dertig museale instellingen beschikken over een vormgevingscollectie.4 Dat het onderzoek bijna uitsluitend gericht was op musea wordt verklaard uit het feit dat het van oudsher de musea zijn die vormgevingsobjecten verzamelen. Ze collectioneren bijzonder vorm gegeven objecten overwegend als losse objecten, de 'krenten uit de pap', die veelal worden gewaardeerd vanuit esthetisch oogpunt. Een enkele keer wordt een product of object ook vanuit een cultuurhistorisch perspectief bewaard. Het feit dat ongeveer eenderde van de ondervraagde instellingen zegt ook 'archiefmateriaal' te beheren, bevestigt het vermoeden dat het begrip 'archief' niet eenduidig wordt geïnter preteerd. De kwestie is dat lang niet altijd duidelijk is of het gaat om een compleet DIGITAAL PARTICULIER ARCHIEF 108 KARIN VAN DER HEIDEN WANNEER GOOIDE JIJ JE LAATSTE FLOPPY WEG? 2 Industrie en Vormgeving in Nederland 185-1950 in het Stedelijk Museum Amsterdam,1985 en Holland in Vorm, vormgeving in Nederland 1945-1987 in het Stedelijk Museum Amsterdam, Gemeentemuseum Arnhem, Haags Gemeentemuseum, Museum Boymans-Van Beuningen Rotterdam, Centraal Museum Utrecht, 1987. 3 K. van der Heiden, Vijf archieven, Industriële en productontwerpers i.o.v. Premsela Stichting Amsterdam, 2003. 4 A. Kok, Erfgoed Vormgeving, i.o.v. ministerie OCenW directie cultureel erfgoed, Amsterdam 2002. 109

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2012 | | pagina 56