hoe en op grond waarvan zorgdragers en archiefinstellingen waarderen, selecteren, verwijderen en acquireren. Maar ook een geïnteresseerde collega-archivaris heeft zelden toegang tot de acquisitieplannen of beleidsdocumenten over waardering en selectie van andere archiefdiensten."13 Zowel het Nationaal Archief als lokale en regionale archiefdiensten zouden daarom hun acquisitieprofielen en andere relevan te (beleids)documenten goed vindbaar en met toelichting op hun websites moeten publiceren. Uit de vragenlijst blijkt dat dit nog niet gebruikelijk is. Slechts bij zes van de 24 archiefdiensten (een kwart) is het acquisitieprofiel via de website in te zien. Inhoud van bestaande acquisitieplannen en -profielen In de vragenlijst is aan de archiefdiensten die de beschikking hebben over een acqui sitieplan of -profiel of een ander document ten behoeve van de acquisitie verzocht dit document toe te sturen. Uiteindelijk hebben zestien archiefdiensten een dergelijk document doorgestuurd. Daarnaast is van twee archiefdiensten die niet aan de vragenlijst hebben deelgenomen of hun plan daarin niet hebben meegestuurd, het acquisitieprofiel op internet te raadplegen. Deze achttien documenten bleken grote verschillen te vertonen wat inhoud en opzet betreft. Dit is niet verwonderlijk, aange zien er in het Nederlandse archiefwezen geen algemene standaard voor het opstellen van dergelijke documenten is. In het buitenland wordt wel gebruik gemaakt van modellen om een acquisitieprofiel te formuleren.14 Dergelijke modellen helpen archiefdiensten tijd en geld te besparen, doordat ze niet telkens zelf het wiel hoeven uit te vinden. Een ander voordeel is dat dit de vergelijkbaarheid van de documenten ten goede komt. Door de grote diversiteit die de Nederlandse acquisitieprofielen vertonen is het lastig te zeggen waardoor sommige een beter resultaat opleveren dan andere. Hierdoor is het niet eenvoudig aanbevelingen te doen over de ideale opzet en invoering van een acquisitieprofiel en -plan. Toch zijn er wel degelijk bepaalde vaste onderdelen in de toegestuurde acquisitieprofielen te herkennen. Op basis van deze gemeenschappelijke kenmerken is een model opgesteld voor de opzet van een acquisitieprofiel en -plan (zie bijlage). De verschillende onderdelen van het model worden in deze paragraaf besproken. Het eigenlijke acquisitieprofiel Het model begint met de elementen die op de titelpagina van het acquisitieprofiel dienen te staan, namelijk de titel van het document, de periode waarvoor het in het document omschreven beleid geldt en een datering van het document zelf. Hierdoor wordt onduidelijkheid over de geldigheid van het document voorkomen. Vervolgens komen het doel van de acquisitie van particuliere archieven en het doel van het acquisitieprofiel aan bod. Het doel van de acquisitie dient te zijn afgeleid uit de alge mene missie van de archiefdienst. Hiermee kan de archiefdienst aan de burger en het bestuur duidelijk maken wat de archiefdienst met de acquisitie van particuliere archieven wil bereiken. Het acquisitieprofiel dient vervolgens een evaluatie te bevat ten, waarin wordt teruggeblikt op de acquisitiepraktijk van de voorgaande periode, zodat duidelijk wordt op welke punten verbetering nodig is. Het volgende onderdeel, de criteria en uitgangspunten, vormen het belangrijkste bestanddeel van het acquisitieprofiel. Ze zijn dan ook in vrijwel alle toegestuurde acquisitieprofielen aanwezig, hoewel ze qua aantal en inhoud verschillen. De inhoud van de criteria is van diverse factoren afhankelijk en dient daarom door iedere archiefdienst afzonderlijk te worden vastgesteld. Hetzelfde geldt voor de uitgangs punten: al naar gelang het budget en het aantal medewerkers dat kan worden ingezet ten behoeve van de verwerving en het toegankelijk maken van particuliere archieven kleiner is, des te scherper zullen de uitgangspunten zijn. Het laatste onderdeel van het acquisitieprofiel is een paragraaf waarin is vastgelegd na welke periode het profiel wordt herzien. Deze periode moet niet te kort zijn: veranderingen in de samenleving en in de collectie zijn op korte termijn niet goed waar te nemen. Voor waardering is enige afstand in tijd vereist. Een periode van vijf a zes jaar is daarom aan te raden. De bijlagen: bestandsanalyse, historische analyse en leemtelijst Twee criteria vereisen aanvullend onderzoek, namelijk het criterium representativi teit en het criterium toegevoegde waarde. Om deze criteria te kunnen invullen is het nodig te weten wat de sterk en zwak vertegenwoordigde maatschappelijke sectoren in de collectie zijn en hoe deze zich verhouden tot de historie. Anders gezegd, in hoever re de aanwezige collectie de maatschappelijke ontwikkelingen voldoende weerspie gelt. Hiervoor zijn een bestandsanalyse en een historische analyse nodig, waarvan de resultaten en de daaruit voortvloeiende leemtelijst als bijlagen bij het acquisitie profiel dienen te worden gevoegd. Zonder deze analyses is het moeilijk te bepalen of een aangeboden archief aan de criteria representativiteit en toegevoegde waarde voldoet. Een oordeel daarover wordt dan al snel een inschatting, gebaseerd op het gevoel van de archivaris. De bestandsanalyse geeft een overzicht van de aanwezige archieven in een archief bewaarplaats, verdeeld over een aantal maatschappelijke sectoren. Het is lastig te bepalen wat de ideale verdeling in maatschappelijke sectoren is. Er is in Nederland geen standaard verdeling die kan worden gehanteerd. Dit maakt het moeilijk collec ties van archiefinstellingen met elkaar te vergelijken. In het model is een voorbeeld van een indeling in sectoren gegeven, gebaseerd op indelingen uit bestaande acquisi tieprofielen. De historische analyse maakt duidelijk wat de belangrijkste en meest kenmerkende historische ontwikkelingen binnen de verschillende sectoren zijn. De historische analyse en de bestandsanalyse zeggen afzonderlijk van elkaar nog niets over de representativiteit van de collectie als geheel. Een historische ontwik keling kan wel belangrijk voor een regio zijn, maar wanneer er al een overvloed aan archieven over dat onderwerp in de collectie aanwezig is, zorgt het acquireren van archieven op dit gebied niet altijd voor meer representativiteit. Andersom kan het zo zijn dat wanneer uit de bestandsanalyse blijkt dat een sector slecht vertegenwoordigd is, aanvullende acquisitie nietzorgtvoor meer representativiteit, omdat deze sector nu eenmaal geen belangrijke rol heeft gespeeld in de geschiedenis van de regio. Door de bestandsanalyse met de historische analyse te combineren ontstaat een overzicht van de door de collectie sterk en zwak vertegenwoordigde historische ontwikkelin gen: de leemtelijst. De acquisitie hoeft zich niet noodzakelijkerwij s alleen op de zwakke kanten van de collectie te richten: men kan er bewust voor kiezen bepaalde aspecten onderbelicht te laten, en de collectie op andere punten te versterken. Het maken van de bovengenoemde analyses is tijdrovend. Het is echter aan de archiefdienst zelf om te bepalen hoe diepgravend de analyses zullen zijn. Een archief dienst die weinig menskracht beschikbaar heeft kan er bijvoorbeeld voor kiezen bij 93 MAATSCHAPPELIJK EN PARTICULIER ARCHIEF 13 Jeurgens, Gewaardeerd verleden. Bouwstenen voor een nieuwe waarderingsmethodiek van archieven, p. 74. 14 Bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. 92 CAROLINE DE HART EEN KWESTIE VAN KIEZEN

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2012 | | pagina 48