wetenschappelijke interesse stuurde voornamelijk richting archieven van politici
en adellijke landgoederen.10
In de periode na de Tweede Wereldoorlog werd er door zowel het Rijksarchief als
door de samenleving in het algemeen meer aandacht besteed aan particuliere archie
ven. Waarschijnlijk hadden onzekerheden uit de oorlogstijd gepaard met ervaringen
op het getroffen continent het (historisch) besef doen groeien dat grote hoeveelhe
den waardevol archief verloren dreigden te gaan als er geen actie zou worden onder
nomen.11 Op initiatief van de Zweedse Historische Vereniging (Svenska Historiska
Föreningen) werd een project opgezet onder de naam Commissie voor de landelijke
inventarisatie van particuliere archieven, het Rijksarchief werd een leidinggevende
rol gegeven. Het oorspronkelijk idee achter het werk van de commissie was in de
eerste plaats het opsporen en registreren van particuliere archieven in het hele land,
vervolgens het materiaal toegankelijk te maken voor onderzoek en daarnaast het
verstrekken van advies aan de beheerders.12 Toen echter de regering de commissie
geen middelen wilde verlenen om verder te groeien, maar in plaats daarvan het
Rijksarchief budget gaf om de inventarisatieactiviteiten te coördineren en om een
nationaal register van particuliere archieven op te stellen besloot de commissie tot
de eigen opheffing in 1966.13 Door dit besluit werd het kader geschapen voor de
coördinerende rol die het Zweedse Rijksarchief sindsdien is gaan vervullen met
betrekking tot particuliere archieven.
Het Rijksarchief kreeg in het midden van de jaren zestig ook een afdeling voor het
acquireren, bewerken en toegankelijk maken van particuliere archieven. Deze
afdeling richtte de aandacht voornamelijk op particuliere archieven van 'nationale
betekenis', van een bijzonder belang voor (historisch) onderzoek of als cultureel
erfgoed. Het begrip 'nationale betekenis' was echter tamelijk vaag en werd niet nader
gedefinieerd, hetgeen als gevolg had dat, zoals ook al eerder opgemerkt, de beoorde
lingen door de tijd heen nogal konden verschillen.
Het Rijksarchief heeft in een recenter verleden haar aandachtsveld deels verlegd door
zich ook te gaan richten op archieven van andere archiefvormers dan waar traditio
neel de interesse van de geschiedwetenschap naar uitgaat. Daarnaast is het
Rijksarchief zich gaan beijveren om de tijd tussen creatie en eventuele overbrenging
van particuliere archieven te verkorten, uiteraard om op deze manier het risico op
het verloren gaan van waardevolle archieven te beperken en zo een betere afspiege
ling van de maatschappij in de archieven te bewerkstelligen.14
De belangrijkste rol van het Rijksarchief bij particuliere archieven werd vanaf toen
uitgevoerd in het kader van de 'Raad voor particuliere archieven' (Namndenför
enskilda arkiv)Deze raad is aangesloten bij het Rijksarchief, maar bevat tevens een
aantal onafhankelijke leden. De primaire taak is het ondersteunen van de particulie-
re archiefinstellingen15 en de samenwerking in deze sector bevorderen.16 Dit wordt
hoofdzakelijk gedaan door het verdelen van overheidssteun aan particuliere archief
instellingen in de vorm van subsidies of speciale projectfondsen. Het Rijksarchief
heeft dus een belangrijke invloed op de particuliere sector en kan door haar stem bij
het verdelen van beschikbare middelen mede de inrichting van die sector bepalen.
Een recente ontwikkeling die hier opgemerkt dient te worden is dat de raad opgehe
ven zal worden in 2013 en zal worden vervangen door een 'samenwerkingsraad' met
vertegenwoordigers van het Rijksarchief en verschillende particuliere archiefinstel
lingen. Deze thans nog te vormen raad krijgt naar alle waarschijnlijkheid eenzelfde
zeggenschap over het verdelen van staatssteun met dien verstande dat het enkel mid
delen toe zal mogen kennen aan instellingen die werkzaam zijn op nationaal niveau.
Deze verandering is het gevolg van een politiek besluit om regionale culturele
fondsen niet langer centraal te beheren, maar deze verantwoordelijkheid te beleggen
op regionaal niveau.17
Wanneer wij de blik verleggen naar de Lands arc hi even (Landsarkiv), oftewel de
regionale archiefinstellingen die organisatorisch onder het Rijksarchief vallen maar
lange tijd een zelfstandige positie hebben gehad, ontstaat een meer divers beeld van
hoe statelijke archiefinstellingen zijn omgegaan met particuliere archieven.
De Landsarchieven, zeven in getal, hebben ieder een eigen district dat één of meer
dere provincies omvat en zijn opgericht aan het einde van de negentiende en het
begin van de twintigste eeuw. De Landsarchieven waren, als regionale instellingen,
gericht op de regionale (gedecentraliseerde) archiefvormers. De particuliere archief
bestandenvan de Landsarchieven worden derhalve gekenmerkt door de regionale
omstandigheden. Zo heeft het Landsarchief in Harnösand (met Noord-Zweden als
archief district) veel archieven die gerelateerd zijn aan bos- en houtnijverheid, terwijl
het Landsarchief in Lund (met het zuidelijkste deel van Zweden als archief district)
relatief meer archieven beheert die ontstaan zijn uit landbouw en de levensmidde
lenindustrie. De exacte mate waarin Landsarchieven zich hebben beijverd om parti
culiere archieven te acquireren en aan een vorm van collectievorming hebben
gedaan werd mede beïnvloed door de beschikking over financiële middelen en de
mate waarin andere actoren actief waren in hetzelfde district. Vanwege de vrijheid
van de Landsarchieven om zelf beleid te maken ten aanzien van particuliere archie
ven en de specifieke omstandigheden en randvoorwaarden is het moeilijk om iets
algemeens te zeggen over particuliere archieven in de collecties van de verschillende
Landsarchieven, waarvan het totaal in het jaar 2010 circa 68 strekkende kilometer
omvatte.18 Hierbij dient nog opgemerkt te worden dat zowel de financiële als de
personele middelen uiteraard primair ingezet werden voor de wettelijke taken van de
Landsarchieven, te weten het toezicht houden op en inspecteren van regionale over-
heidsinstelllingen en het beheren van archieven waarvan de overbrenging berustte
op een wettelijke verplichting. Particuliere archieven zijn derhalve, zowel vrijwillig
als onvrijwillig, van ondergeschikt belang geweest.19
MAATSCHAPPELIJK EN PARTICULIER ARCHIEF
10 Viktor Lundberg, Vem tar plats i arkivet? Riksarkivet och personarkiven 1901-2002, ongepubliceerde scriptie
voor archief- en informatiewetenschap bij Mittuniversitetet (Harnösand 2012).
11 Personne, Inventering och insamling av enskilda arkiv, Passim.
12 Lars Otto Berg, 'Kommissionen för riksinventering av de enskilda arkiven', in: Berg, Lars Otto (red.)
Arkiwetenskapliga studier nr 6 (Uppsala 1987).
13 Riksarkivet, Meddelanden fran svenska riksarkivet (Stockholm 1957) p. 66.
14 Lundberg, Vem tar plats i arkivet? Riksarkivet och personarkiven 1901-2002.
72
VIKTOR LUNDBERG EN JUSTIN KLEIN HET 'ZWEEDSE MODEL' VOOR PARTICULIERE ARCHIEVEN
15 Dat wil zeggen: archiefinstellingen die een bepaalde categorie particuliere archieven actief acquireren en
beheren.
16 Förordning (2009:1593) med instruktion för Riksarkivet §10.
17 "Samarbetsrad för enskilda arkiv vid Riksarkivet. Redovisning enligt uppdrag i regleringsbrev för budgetaret 2012
avseende Riksarkivet". Riksarkivets registratuurnummer: RA 04-2012/34.
18 Riksarkivet, De nordiska privatarkiven och deras förvaltare.
19 Zie bijvoorbeeld: Werner Pursche/Landsarkivet i Vadstena och de enskilda arkiven', in: Arkiv, samhalle och
forskning (1992:2).
73