National Union Catalogue of Manuscript Collections die door de Library of Congress wordt bij gehouden.50 Het feit dat vele bibliotheken, zowel publiek als privaat, betrok ken zijn bij het beheer van particuliere archieven heeft ertoe geleid dat deze archie ven vaak veel beter ontsloten zijn dan overheidsarchieven. Richard Berner gaat in zijn boek Archival theory and practice in the United States uitgebreid in op het verschil in beschrijven en de vruchteloze pogingen die vanuit het archiefwezen zijn gedaan om de beheerders van particuliere archieven ervan te overtuigen dat de manier waarop overheidsarchieven werden ontsloten ook toegepast zou moeten worden op de manuscript collections. Individualisme versus collectivisme is een van de dimensies die Hofstede behandelt. Met een score van 91 uit 100 staan de Verenigde Staten bovenaan als meest individu alistische samenleving van de 74 onderzochte samenlevingen. Dat houdt in dat de Amerikaan in beginsel alleen voor zichzelf verantwoordelijk is en in geringe mate (of niet) voor anderen. Redenerend vanuit deze 'mind your own business'-gedachte, zou het kunnen zijn dat de National Archives and Records Administration zich alleen bezighoudt met het beheren en ontsluiten van archieven die door de overheid zijn gevormd. Dit blijkt inderdaad het geval te zijn, maar de vraag is of dat enkel het gevolg is van het individualistische karakter van de Amerikaanse samenleving. Het feit dat het NARA geen particuliere archieven verzamelt, vloeit mede voort uit een dichotomie tussen twee tradities; de historical manuscripts tradition en de public archives tradition. De conclusie is dat met particuliere archieven in het nationale beleid van de Verenigde Staten inzake waardering en selectie van archieven geen rekening wordt gehouden en dat deze situatie zowel kan worden toegedicht aan het binnen de samenleving heersende individualisme als zeker ook aan de historisch gegroeide dichotomie die op federaal niveau bestaat tussen het beheer van particu liere en overheidsarchieven. Tot slot nog een nuancering op de eerdere constatering dat de federale overheid zich geenszins bezighoudt met particuliere archieven. Er is namelijk één uitzondering, en die bestaat voor de archieven van de presidenten van de Verenigde Staten, de zoge naamde presidential papers of archives. Deze archieven, die (tot aan president Nixon) als particuliere archieven worden beschouwd, komen in een presidential library (1), waarin niet alleen het archief van de president, maar ook die van kabinetsleden en andere naasten van de president een plaats krij gen. De presidential libraries (thans 13) ressorteren onder NARA, maar de met elk van deze libraries verbonden particuliere steunstichting (waarin de ex-president en zijn familie vaak een grote stem hebben) zijn nauw betrokken bij het beheer. Conclusie De eerste vraag of en op welke wijze particuliere archieven/archiefvormers betrok ken zijn in het nationale beleid (met name het beleid voor/van het Nationaal Archief) inzake waardering en selectie van archieven, is in de landenstudies beant woord: volmondig ja in Canada en Duitsland, een "ja maar" in België en nee in Turkije en de Verenigde Staten (mits men de presidential libraries uitsluit). De tweede vraag (in hoeverre dat samenhangt met de politieke, sociale, culturele enz. context waarin de archivarissen in een bepaald land opereren) is bevestigend beantwoord. De verschillen echter liggen in de verklaring uit de verschillende contextuele factoren, in ons model aangeduid met (Cl) (cultuurdimensies) en (C2) (andere contextuele factoren van invloed op het nationaal archief). De grote machtafstand in Turkije verklaart de desinteresse bij de Staatsarchieven voor particu liere archieven, terwijl de grote onzekerheidsvermijding een verklaring is voor de nadruk die in het acquisitiebeleid gelegd wordt op de 'Turkse staat en natie'. De factoren (Cl) en (C2) kunnen niet steeds worden onderscheiden. In België past de geringe belangstelling van het Algemeen Rijksarchief voor particuliere archieven goed bij de scores van België op machtafstand en onzekerheidsvermijding, maar daarnaast is van belang dat de federalisering de zorg voor cultuur naar de gemeen schappen heeft overgeheveld. De overlegcultuur in het Canadese archival system die zeker heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van het total archives concept, komt overeen met de lage machtaf- standsindex voor Canada. Het sterke individualisme is misschien te relateren aan het ontstaan van allerlei particuliere instellingen die particuliere archieven beheren. De lage score op onzekerheidsvermijding zou in verband kunnen staan met de Canadese openheid, tolerantie, respect en wederzijdse culturele kruisbestuiving- culturele aspecten die ook weer in het total archives concept terugkeren. De aandacht van het Duitse Bundesarchiv voor de verwerving en het behoud van particuliere archieven kan samenhangen met de relatief kleine machtafstand: minder machtige elementen in de samenleving hebben immers ook een geaccepteer de rol en plaats binnen die samenleving. Maar deze aandacht kan ook worden verklaard als reactie op de overheersende rol van de overheid in de recente Duitse geschiedenis. Het individualisme in de Verenigde Staten lijkt van invloed op het beleid van de National Archives and Records Administration die zich alleen bezighoudt met het beheren en ontsluiten van archieven die door de overheid zijn gevormd. Maar het blijkt dat de dichotomie tussen de historical manuscripts tradition en de public archives tradition een minstens zo gewichtige factor is. Net als elders is de infrastruc tuurvoor het beheer van particuliere archieven buiten het overheidsarchiefwezen van belang. Zoals we al eerder constateerden is het gebruik van de dimensiemodellen van Hofstede als verklaringsmodellen niet zonder bezwaren.51 Het risico bestaat bij een comparatieve benadering dat elk zich meer of minder voordoen van een verschijnsel ten opzichte van een ander land met enig zoekwerk altijd wel toegeschreven kan worden aan één van de scores op de verschillende dimensies. Met hetzelfde creatieve denken kan dikwijls echter evengoed het tegengestelde gevonden worden. MAATSCHAPPELIJK EN PARTICULIER ARCHIEF 50 http://www.loc.gov/coll/nucmc/repositorieslist.html 28 ERIC KETELAAR, DIRK JAN DOLFING, INES VAN DIJK, ELINE DE GRAAF, THEO VERMEER, ERIK VISSCHER PARTICULIERE ARCHIEVEN IN CONTEXT 51 Ketelaar, 'Competenties comparatief, 113-114. 29

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2012 | | pagina 16