archivaris in de fictie. Buckley vraagt zich af of de archivaris zich eigenlijk druk zou moeten maken dat het beeld zo is, zoals als het is. Een antwoord op die vraag formuleert zij ook: [i]t may be time for us to look beyond the superficialities of this stereotype. While popular culture never appears to tire of humorous depictions of our profession, it is equally clear that an examination of the deeper ramifications of how the 'sign' of the archive is used to evoke images and connections, and why these images and connections are being made, should be where our energies are next directed".26 Ook Keen - die weliswaar het onderscheid archivaris-bibliothecaris- historicus niet helder maakt27 - en die zelf geen archivaris is, adviseert om je niet druk te maken over het beeld van het archief in de fictie. Zij komt vanuit een niet- archivistisch, maar vanuit een literatuurkritisch en een (min of meer) filosofisch -post-modern- perspectief, tot de conclusie dat het geschetste beeld juist veel zegt over tijd en plaats van het ontstaan van de fictieve schetsen, respectievelijk over de opvattingen daarover bij de scheppers daarvan: "the majority of romances of the archive seek and find solid facts, incontrovertible evidence, and well-preserved memo ries of times past"28. Als ik de constateringen in dit artikel gedaan, samenvat, dan moet ik vaststellen dat archivarissen in de fictie net gewone mensen zijn. Het alcoholgebruik is iets lager dan gemiddeld, het aantal door geweld gevelde archivarissen beduidend groter en de verdeling man/vrouw in de uitoefening van het beroep loopt iets - of zeg maar, behoorlijk - achter. Mannen en vrouwen die in de fictie als archivaris optreden zijn niet meer of minder opgeleid dan in het echt, althans, dat komt mij zo voor, want ook in het echt is het aantal opgeleide archivarissen best wel aan zienlijk, maar het leeuwendeel van de archivarissen heeft geen vakspecifieke opleiding gevolgd. Ter herinnering, de functie van archivaris, is in dit artikel van toepassing op bijna iedereen die serieus met het vak bezig is. Wat in de fictie niet echt realistisch overkomt, is het aantal archivarissen dat naast het archiefwerk ook als detective optreedt. Laat die nevenfunctie van archi varissen wat mij betreft maar voorbehouden zijn aan de archivaris in fictie. Echte archivarissen doen overigens detectivewerk genoeg, maar dan als archivaris, althans, als zij ook onderzoeker of media-archeoloog zijn. Op grond van al het bovenstaande komt ik uiteindelijk toch tot een soort conclu sie, en eigenlijk bouw ik daarbij voort op die van Gillis, Buckley en Keen. Mijns inziens ontbreekt er in hun adviserende woorden namelijk nog iets: geniet van het beeld dat anderen van je hebben en koester het, de aanwezigheid van archiva rissen in de fictie bevestigt immers het bestaan van echte archivarissen, hoe onzichtbaar zij in het maatschappelijk verkeer soms ook zijn. PROFESSIE 26 Buckley, '"The Truth is in the Red Files'", p. 123. 27 Vergelijk Tania Aldred, Gordon Burr, Eun Park, 'Crossing a Librarian with a Historian: The Image of Reel Archivists', Archivaria 66, pp.57-93. 28 Keen, Romances of the Archive, p. 3. Zie ook de recensie van April Miller in Archivaria 54 (Fall 2002) pp 174-177. 94

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2010 | | pagina 96