werp selectie en vernietiging in de moderne archieven, blijft het onderwerp van
aandacht. Het bestuur vergadert nog tot begin 1944, maar moet de vergaderingen
dan ook staken. Tot 1943 verschijnt er nog een aantal jaargangen van het
Nederlandsch Archievenblad, beknopt van omvang. Na afloop van de oorlog royeert
de VAN vijf van haar leden.54
Direct na de oorlog vervolgt de beroepsgroep met nieuw elan haar ideevorming
over de omgang met de moderne overheidsarchieven. Dat het standpunt dat
archivarissen hier een rol in spelen de dominante gedachte binnen de beroeps
groep begint te worden, blijkt uit een berichtje in de Kroniek van 1946. Naar
aanleiding van de oratie van prof. Niermeyer aan de UvA verschijnt in het
Nederlands Archievenblad het volgende bericht: "Onze 'hoofdtaak' noemde onze
vorige voorzitter althans voor het oogenblik de zorg voor de nieuwe en nieuwste
archieven. Dat zij belangrijk zijn is in confesso, maar men verwaarloze in onzen
kring de mediaevistiek niet! "ss
Ondanks deze oproep ligt de nadruk in de naoorlogse jaren toch op de nieuwe
archieven en de vraag hoe archivarissen hiermee om moeten gaan. Stimulans
komt van C. Bloemen en J.L. van der Gouw, die een nieuwe archiefopleiding
starten.56 En van Panhuysen, die in 1949 tijdens een ledenvergadering nogmaals
ingaat op de nieuwere archieven.57 Het blijft niet bij discussies alleen. De VAN
vraagt Panhuysen zijn ideeën over nieuwe archiefwetgeving uit te werken naar een
concept archiefwet. De VAN dient dit ontwerp op 23 januari 1951 in, maar het
zal nog tot 1968 duren voor er uiteindelijk een nieuw archiefwet van kracht
wordt.58
De professioneel theoretische onderbouwing van de nieuwe visie op het archivis-
tische domein geeft Graswinckel, de toenmalige algemeen rijksarchivaris, met
zijn lezing "Hercules op de Tweesprong?"59 tijdens de viering van het zestig jarig
bestaan van de VAN in 1951. Op de vraag of archivarissen zich met moderne
archieven bezig moeten houden stelt Graswinckel dat het archiefwezen, net als
Hercules, op een tweesprong staat. De ene weg leidt naar het lastige moderne
archiefbeheer. De andere weg is de bekende weg, die van het inventariseren van
de oude, vaak middeleeuwse archieven. Over de keuze die het archiefwezen op die
tweesprong heeft concludeert hij "De twee wegen, die door ons ingeslagen
kunnen worden, heb ik U getoond: de ene leidt tot een voortgaan op de oude voet
met de mogelijkheid voor ogen aan een langzaam verval van krachten ten gronde
te gaan, indien niet met alle macht de oude beproefde degelijke manier van
ERIKA HOKKE ER IS EEN ARBEIDSVERDEELING GEKOMEN
In 1955 werd op initiatief van de toenmalige Algemene Rijksarchivaris H. Hardenberg de Rijksarchiefschool
opgericht.
57 G. Panhuysen 'Het respect en de zorg van de archivaris en van de overheid ook voor moderne archieven' in:
NAB 54 (1949-1950) p. 18-30.
58 Zie voor de wordingsgeschiedenis van de Archiefwet 1962 'de wet van Panhuysen' het hiervoor al genoemde
artikel van Th.J. van Rensch in Respect voor de oude orde p. 141-166.
59 D.P.M. Graswinckel 'Hercules op de tweesprong?' in: NAB 55 (1950-1951) p. 106-116. Overigens berich
ten J.G.J, van Booma en R.C. Hol in hun In memoriam voor Van der Gouw dat de lezing van Graswinckel
door Van der Gouw geschreven is "Uit die tijd stamt ook het welbekende verhaal over de totstandkoming
van wat later in het Nederlands Archievenblad onder de titel 'Hercules op de tweesprong' zou verschijnen:
Graswinckel had Van der Gouw gevraagd een tekst voor hem te maken voor zijn rede op de jubileumverga
dering van de Vereniging van Archivarissen in 1951. Graswinckel zou de tekst een week voor de vergadering
bij Van der Gouw thuis komen bespreken. Na het eten bleek dat Graswinckel daar geen zin in had en hij
ging, volgens Van der Gouw, zonder de tekst ook maar gelezen te hebben, de week daarop de tekst voorlezen.
Desgevraagd deelde Graswinckel aan Van der Gouw mee dat het verhaal 'erin ging als koek'; zie: J.G.J.
van Booma en R.C. Hol 'Per angusta ad augusta' in NAB 97 (1993) p. 56.
33