bepaalde functie in het archiefwezen wilden bekleden waren eisen gesteld. Dat
betekende in de praktijk dat gemeentearchivarissen direct aan de burgemeester of
een wethouder rapporteerden en dat directeuren van openbare archiefdiensten in
het bezit waren van een diploma Hoger of Middelbaar archiefambtenaar, later
archivistiek A en B.
De beroepsbescherming is in de afgelopen decennia door het streven naar deregu
lering en de bevordering van marktwerking in het publieke domein nagenoeg ver
dwenen. Een terugtredende overheid erkent niet meer zo gemakkelijk bepaalde
diploma-eisen als voorwaarde voor toegang tot een professie. Of iemand geschikt
is om een bepaalde functie uit te oefenen moet in principe worden bepaald door
de markt en dus door de werkgevers. Gemeentearchivarissen hoeven niet meer
door de Raad te worden benoemd, de verplichting om in bepaalde functies hoger
archiefambtenaren aan te stellen is verdwenen en vrijgekomen directeursfuncties
in het archiefwezen worden sinds het midden van de jaren negentig ook bezet
door mensen zonder archief diploma's. De closed shop van het archiefwezen
is opengebroken. Goed archiefbeheer wordt niet meer vereenzelvigd met een
goede positie van de archivaris-directeur. Dat lijkt een goede zaak. Gemeente
archivarissen blijken ook onder een ambtelijke baas successen te kunnen boeken,
in de archiefdiensten van de oude steden blijven niet meer Latijnse stukken onge
lezen dan in de tijd dat een hoger archiefambtenaar er nog de scepter zwaaide en
ook de nieuwe ongediplomeerde directeuren lijken op vakinhoudelijk gebied niet
meer schade aan te richten dan hun gediplomeerde voorgangers.
Al in 2002 constateerde Charles Noordam, dat de Archiefwet, in eerste instantie
bedoeld om een goed beheer van archieven te garanderen, door archivarissen
maar al te vaak was gebruikt om hun eigen biotoop veilig te stellen.23 De wet werd
door de archivaris niet alleen gehanteerd als schild ter bescherming van de
burger, maar ook als een veilig schild tegen de gecompliceerde (of was het de
ongeïnteresseerde?) buitenwereld.24 Het zoeken naar een wettelijke bescherming
van de positie van archivarissen vanuit een inhoudelijk belang beschouwde hij
toen al als een achterhoedegevecht.
In 1993 bepleitte de Archiefschool als alternatief voor de wettelijke beroeps
bescherming en het opleidingsmonopolie van de school een systeem van certifi
cering van beroepsbeoefenaren en accreditatie van beroepsopleidingen. Zo'n
systeem wordt momenteel door de KVAN ontwikkeld. Bij invoering zal de centrale
vraag zijn hoe groot organisaties in het beroepenveld het risico van de inzet van
een een ongecertifeerde archivaris zullen inschatten. Ook hier geldt dat kwaliteit
die niet kan worden afgedwongen zichzelf moet bewijzen.
Professionele autonomie en zelfregulering
Professies stellen zich op het standpunt, dat de beroepsbeoefenaren de maat
schappij onmisbare en hoogwaardige diensten leveren en daar behalve een goede
honorering professionele autonomie voor terug moeten krijgen. Die autonomie
houdt in, dat buitenstaanders zich niet mogen bemoeien met de manier waarop
het beroep wordt uitgeoefend. De professie zelf zorgt er dan voor, dat de individu-
PROFESSIONALISERING
23 Charles Noordam, 'De archivaris en de (archief)wet', Archievenblad 106 2002) dec., 24-25.
24 Noordam, 26.
25 Behalve een beroepscode voor archeologen is er ook een gedragscode voor ondernemers in de archeologie.
318