het zijn alle middelen om inzicht te krijgen in de opleidingsbehoefte, maar op welke wijze bevredig je die behoefte? Hoe bereik je synergie tussen de verlangens van de professional en die van de organisatie waarvoor deze werkt? Een visie op leren De afgelopen jaren heeft de voormalige Archiefschool in nauwe samenwerking met Thijs Laeven een methode ontwikkeld waarmee het individuele leren in orga nisaties en de lerende organisatie samenhangend vorm gegeven kunnen worden; waarin de individuele wens tot leren in niet alleen in overeenstemming met de belangen van de organisatie gebracht kan worden, maar deze zelfs kunnen verster ken. Deze methode komt voort uit een visie op leren, die het initiatief legt bij de leerling, niet bij de leraar. Traditioneel bepaalt een onderwijsprogramma of curri culum wat er geleerd moet worden. De docent brengt kennis over aan de student; een examen geeft de leraar de mogelijkheid de studieresulaten te beoordelen. Met de verworven kennis, inzicht en vaardigheden kan de leerling in de praktijk aan de slag. Het grootste deel van de initiële opleidingen is op dit leermodel (of beter: doceermodel) gebaseerd. Een moderne kijk op leren draait de zaak om. Degene die leert bepaalt de leeragenda. In een werksituatie zijn het de beroepsproblemen die het startpunt voor het leerproces vormen. Wanneer die problemen klein en overzichtelijk zijn, zal het leerproces kort zijn: instructie door een collega, opzoe ken in een boek of op het internet, of het uitvoeren van een experiment. Bij com plexe problemen wordt ook het leerproces ingewikkelder en de aanpak multidisciplinair. Lerenderwijs construeert de student, of beter: de groep studen ten, niet alleen nieuwe kennis, maar ontwikkelt ook het vermogen tot leren en draagt in organisatorisch verband bij aan het ontstaan van een lerende organisa tie. Ik kom daarop later terug. De docent of trainer draagt niet zozeer zijn eigen kennis over, maar fungeert als coach. Het vaststellen of de leerling de leerdoelen haalt is af te meten aan de mate waarin het beroepsprobleem is opgelost. De geboorte van een idee Tot zover in enkele woorden het concept, nu de praktijk. In de tweede helft van 2004 vroeg de directeur Documentaire Informatievoorziening van het ministerie van Buitenlandse zaken aan de Archiefschool een trainingsplan op te stellen voor archivarissen van ministeries van buitenlandse zaken van EU-landen. Het onder werp van training zou beheer van digitaal archief zijn. Nederland was dat semes ter EU voorzitter, de halfjaarlijkse bijeenkomst van de archivarissen vond in Amsterdam plaats. De Archiefschool had enkele jaren daarvoor het EU-gesponsorde programma E-Term afgerond; met drie partners (University of Tampere, Finland, de University of Northumbria in Newcastle en de Fachhochschule Potsdam) was een curriculum voor een cursus electronic records management opgezet.1 Het model curriculum voorzag in vijf modules: (1) de invloed van ICT op archivering; (2) het archiveringsperspectief; (3) het organisa tieperspectief (taken, verantwoordelijkheden, processen); (4) het ontwerpen en implementeren van archiveringsystemen; (5) archiveringsbeleid. Afhankelijk van de doelgroep kon aan deze modules nog een introductie voorafgaan: building part- PETER HORSMAN LEREN DUURT EEN LEVEN LANG. EEN ARCHIEFDIENST ALS LERENDE ORGANISATIE - 1 www.ucl.ac.uk/e-term (laatst geraadpleegd 15 maart 2010). 167

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2010 | | pagina 169