Nederland uiteindelijk de verklaring is voor de verschillen. In Canada zijn biblio theken en andere erfgoedinstellingen veel meer natuurlijke bondgenoten en worden deze innig als partners omarmd, mogelijk ook om tegenwicht te bieden tegen 'de ICT' als bedreigende macht. In Nederland ontleent het archiefwezen status aan de traditie en onderscheidt het zich graag. Archieven zijn vooral schat kamers van het verleden. De band met de archiefvormende vakgenoten, met de kraamkamer van de archieven, is er een die traditioneel niet hecht, ja zelfs afstan delijk is. Nieuwe archivistische inzichten, vaak komend uit landen met weinig traditie, die de scheidslijn tussen archiefvormer en archiefbeheerder minder belangrijk vinden en die bovendien de lijn tussen archiefdocumenten en informa tie wat vloeiender zien, dringen in Nederland wel door, maar kunnen ook op weerstand rekenen. Volgens Johannes de Vreugd kan de nadruk in het Nederlandse profiel (van een archivaris bij een archiefbeherende instelling) op de contexten van archieven ver bonden worden met de sterkere langetermijngerichtheid in Nederland dan in Duitsland, waardoor Nederlandse archivarissen meer dan de Duitse gericht zijn op werkprocessen achter archieven, de digitalisering en het beheersen van archie ven doordat ze grip proberen te krijgen op de context van die archieven. Omdat de onzekerheidsvermijding in Nederland zwakker is dan in Duitsland, is er in het Nederlandse profiel weinig nadruk op de archief(relationele) wetgeving. Als laatste zal het waarschijnlijk verband houden met de geschiedenis van Duitsland en Nederland, dat archivarissen in het ene land de democratie een prominente plaats geven in hun beroepsbeeld (Duitsland), en archivarissen in het andere land het democratische uitgangspunt zo vanzelfsprekend achten dat ze het juist geen plaats geven in hun beroepsbeeld (Nederland). Het verschil kan niet worden verklaard door de machtafstand, want die is in beide landen zwak. Zo zijn er vooral twee oorzaken aan te wijzen die de verschillende beroepsbeelden en compe tentie-ideeën van Duitse en Nederlandse archivarissen verklaren: de sterke onze kerheidsvermijding in Duitsland en de minder sterke onzekerheidsvermijding in Nederland, maar vooral de zwakke langetermijngerichtheid in Duitsland en de sterkere langetermijngerichtheid in Nederland. Het beroepsprofiel in Frankrijk is hiërarchisch per functieniveau ingedeeld. Net als in Nederland waren er in Frankrijk, aldus Pauline van den Heuvel, tot voor kort aparte beroepsprofielen voor de archivaris binnen een archiefbeherende en een archiefvormende instelling. Het meest recente référentiel métier van de Franse beroepsvereniging incorporeert echter ook de taken voor de archivaris op het domein van nieuw gevormd archief. Wat het beroepsprofiel van de Archives Nationales betreft komen de Franse beknopte taakomschrijvingen allemaal terug in het meer gedetailleerde Nederlandse beroepsprofiel. De beroepsprofielen in Italië die Bennie Blom onderzocht, kennen een gedetail leerdere uitwerking dan in de Nederlandse. Dit en het vasthouden aan het klas sieke vakkenpakket lijken een uitdrukking van sterke onzekerheidsvermijding (op de OVI neemt Italië de 33e plaats onder 74 landen in). Het Italiaanse beroepspro fiel gaat uit van het subject (de archivaris die iets doet) terwijl de Nederlandse uitgaan van het object (je kunt iets met archief/archiveringssystemen). Beheren, bewaren en toegankelijk maken zijn de belangrijkste elementen in het Italiaanse PROFESSIONAL 118

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2010 | | pagina 120