Allemaal andersdenkenden6 De eerste deelvraag handelt over de begrippen archivaris, beroepsgroep, compe tenties en taken. Indien competenties zijn gecodificeerd, dan spreken we over een beroepsprofiel. Is dat niet het geval dan moeten we een beeld construeren aan de hand van andere bronnen, zoals bijvoorbeeld het onderwijs, bezigheden van de beroepsgroep, enz. De tweede deelvraag handelt over de culturele context.7 Om deze context te beschrijven probeerden we het model van Hofstede op de beroeps groep archivarissen toe te passen. Het model onderscheidt een aantal "dimen sies", die meetbaar zijn en het optreden van cultuurverschillen tussen groepen mensen kunnen verklaren. Deze dimensies zijn machtafstand, individualisme/ collectivisme, masculiniteit/femininiteit, onzekerheidsvermijding en lange- en kortetermijngerichtheid. De mate waarin deze dimensies optreden kan uitgedrukt worden in respectievelijk de Machtafstandsindex (MAI), Individualisme-index (IDV), Masculiniteitsindex (MAS), Onzekerheidsvermijdingsindex (OVI) en Langetermijngerichtheidsindex (LTG). Landen (de mensen die de bevolking van een land vormen) kunnen hoog of laag op deze indexen scoren; deze indexscores zijn relatieve scores. Zo wordt de toppositie op de MAI gedeeld door Maleisië en Slowakije (score 104): daar is de machtafstand dus groot. Israël en Oostenrijk staan in de MAI met scores van 13 en 11 onderaan de lijst van 74 landen. Nederland staat in de MAI met een score van 38 heel laag op plaats 61 (van 74 landen), maar nog boven Australië, Duitsland en Groot Brittannië, terwijl Frankrijk tamelijk hoog staat met een score van 68 (plaats 27/29 gedeeld met Hongkong en Polen). De OVI wordt aangevoerd door Griekenland (score 112), terwijl Singapore met de laagste OVI-score van 8 op plaats 74 staat. Nederland staat op plaats 53 (score 53). Dat is boven landen als Australië, Canada, V.S. en Groot Brittannië waar de onzekerheidsvermijding zwakker is dan in de Nederlandse samenleving. Uit de onderlinge vergelijking tussen culturen komen op het eerste gezicht soms interessante zaken naar voren. Toch is het gebruik van de dimensiemodellen van Hofstede ter verklaring van de contextuele bepaaldheid van opvattingen van een beroepsgroep een hachelijke zaak.8 Het relatieve karakter van de scores betekent dat een opvatting of stand van zaken in een land (laat staan binnen een beroeps groep) als verschijnsel an sich onmogelijk objectief uit deze scores verklaard kan worden. Hoogstens kunnen comparatief eventueel uitspraken gedaan worden over het zich in meer of mindere mate voordoen van een fenomeen ten opzichte van een ander land. Maar dit is niet hetzelfde als het verklaren van een verschijn sel vanuit de culturele context van een land! Het sterke aspect van de modellen (namelijk de relativiteit van de scores) is hiermee tegelijkertijd de zwakte. Een ander bezwaar tegen het gebruik van de dimensiemodellen als verklaringsmodel is ERIC KETELAAR COMPETENTIES COMPARATIEF 5 Elizabeth Shepherd, Archives and Archivists in 20th Century England (Farnham 2009). Zie de bijdrage van Shepherd elders in dit jaarboek. 6 In deze paragraaf is gebruik gemaakt van de oorspronkelijke paper door Karei Renders "De competente Spaanse archivaris in comparatief perspectief." 7 Eric Ketelaar, "De culturele context van archieven", in: P.J. Horsman - F.C.J. Ketelaar - T.H.P.M. Thomassen (ed.), Context. Interpretatiekaders in de archivistiek. Jaarboek 2000 Stichting Archiefpublicaties (Stichting Archiefpublicaties, 's-Gravenhage 2000) 83-91. 8 Gillian Oliver, "Investigating Information Culture: A Comparative Case Study Research Design and Methods", Archival Science 4/3-4 (2004) 315-334. 113

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2010 | | pagina 115