en stukken over de verhouding tussen de regering en de hofhouding van koningin
Wilhelmina in het zogenaamde 'dossierarchief Londen' dat door het Kabinet
der Koningin is overgebracht naar het Nationaal Archief.24
De Koningin is door de Afdeling dus niet aangemerkt als een bestuursorgaan,
ondanks dat zij in de omschrijving daarvan zou passen. Als de Afdeling anders
had beslist, was de Koningin, zoals we boven hebben gezien, ook automatisch
overheidsorgaan in de zin van de Archiefwet 1995. Dat de Koningin niet expliciet
is genoemd als overheidsorgaan, hoeft echter op zich niet te betekenen dat ze niet
tot deze categorie instellingen behoort of kan behoren. Mogelijk moet de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in deze gebruik maken van zijn 'formele
mogelijkheid om een instantie erop te wijzen dat het een overheidsorgaan is".25
De Koningin is volgens deze redenering in haar functie van staatshoofd en haar
rol als bestuurder van de 'Stichting Archief van het Huis Oranje-Nassau', in casu
van het Koninklijk Huisarchief, een overheidsorgaan in de zin van de Archiefwet
1995. Gezien de voor dit soort organen gelijksoortige reikwijdte van oudere
archiefwetten, is zij derhalve ook overheidsorgaan in de zin van de AW 1962 of
'publiekrechtelijke lichaam' in de zin van de Archiefwet 1918. Als gevolg hiervan
moeten maatregelen worden genomen om de neerslag van het handelen in de
vorm van archiefbescheiden naar behoren te organiseren. Lees: het in "goede en
geordende staat te bewaren" in de zin van artikel 2 Archiefwet 1962 of de "goede,
geordende en toegankelijke staat" in de zin van artikel 3 van de Archiefwet 1995,
dan wel het "niet verwaarloozen" zoals gesteld in de inleiding van de Memorie
van Toelichting op de Archiefwet 1918. Bij het naar behoren organiseren van het
archiefbeheer hoort ook het overbrengen naar een archiefbewaarplaats van die
archiefbescheiden die daarvoor in aanmerking komen. Na overbrenging worden
de stukken openbaar.26 Althans in beginsel, want de Archiefwet 1995 biedt de
mogelijkheid de openbaarheid te beperken. Dit laatste is niet nieuw, ook de
Archiefwetten uit 1962 en 1918 kenden daarvoor regelingen.
Gevolg van dit alles is dat alle stukken die door de Koning(in) in genoemde
hoedanigheid zijn 'opgemaakt' of 'ontvangen' en 'bedoeld om onder haar te
berusten'27, dan ook automatisch archiefbescheiden zijn in de zin van de archief
wetten van zowel 1995, 1962 en 1918. Omdat Hare Majesteit als overheidsorgaan
is aan te merken komen al haar archieven dus voor overbrenging in aanmerking.
Zelfs de stukken die niet als neerslag van haar staatsrechtelijke taken gelden,
kunnen worden geacquireerd.
Dus ook de stukken die onder Hare Majesteit de Koningin berusten, maar die zijn
ontvangen door privépersonen, natuurlijke personen. Dit betekent dat zelfs als
85
HANS WAALWIJK HET 'GEHEIME' ARCHIEF VAN DE 'COMMISSIE-BEEL'
23 G.M. Keijzer-Baldé, J.C. van Ingen, Inventaris van het archief van de Kabinet der Koningin1946-1975
(1985) (Den Haag, 1996) p. 10 e.v.
24 H.A. J. van Schie, A. van der Knaap, Inventaris van het archief van het Kabinet der Koningin(1814)
1898-1945 (1988,) (Den Haag, 1995) p. 6.
25 Deze aanwijzingsbevoegdheid komt voort uit artikel 24 van de Archiefwet 1995. Zie Ketelaar., Archiefrecht
aflevering A 24-1 (tekst juni 1998).
26 Strekking artikel 1 (openbaarheid) Archiefwet 1918, artikelen 5 (overbrenging) en 7 (openbaarheid)
Archiefwet 1962 en artikelen 12 (overbrenging) en 14 (openbaarheid) Archiefwet 1995.
27 Uit de definitie van archiefbescheiden in artikel lc Archiefwet 1995, en artikel 1 onder b, onderdeel 1
Archiefwet 1962. Een soortgelijke omschrijving ontbrak in de Archiefwet 1918, desalniettemin lijkt de
reikwijdte van het begrip archiefstukken aldaar, niet wezenlijk te verschillen van de in Archiefwet 1962
en 1995 genoemde archiefbescheiden.