Hare Majesteit de Koningin is dus volgens de Afdeling niet als bestuursorgaan aan te merken, maar, zo stelt de Afdeling verder, "haar positie past wel in de omschrijving daarvan". En dat laatste klinkt logisch omdat de koningin in haar functie van staatshoofd behoort tot de Staat der Nederlanden, waarbij in een publiekrechtelijke regeling de taken zijn omschreven.18 Prozaïsch is het "onder houden en verdedigen" van de Grondwet, het "verdedigen en bewaren" van "de onafhankelijkheid en het grondgebied van de Staat"; het "beschermen" van "de algemene en bijzondere vrijheid en de rechten van [de] onderdanen" en het in stand houden en bevorderen "van de algemene en bijzondere welvaart" (additioneel artikel 53 Grondwet). Concretere formulering van de taken is, het deel uitmaken van de regering (artikel 42 Grondwet), het voorzitterschap van de Raad van State19 (artikel 74 Grondwet) en daarnaast het kunnen indienen van voorstellen voor wetten (artikel 82 Grondwet), het ondertekenen van wetten en koninklijke besluiten (artikel 47 Grondwet) en het bekrachtigen van wetten (artikel 87 Grondwet), ook al is de Koningin geen uitvoerend orgaan waar de Algemene wet bestuursrecht op van toepassing is. De laatst genoemde handelin gen kunnen zelfs worden gezien als handelingen met rechtsgevolg voor de burger. Bovendien, en dat is een heel ander argument, zou de Koningin - niet noodzake lijk in haar functie als staatshoofd -, als "een onder verantwoording van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf" worden aangemerkt. Zij vervult haar taak, [zo kan worden gesteld] onder verantwoordelijkheid van de Minister van Algemene Zaken. Deze stelling, en tevens relativering daarvan, is geponeerd door jurist A.W. Hins (1952).20 Een interessante beschouwing in ieder geval, temeer omdat Hare Majesteit in haar functie als staatshoofd de schriftelijke neerslag van haar handelen bij het Kabinet der Koningin hoort onder te brengen. Althans, dat merkt jurist T.A. Schiphof (1957) op.21 Een opmerking die hout snijdt met inachtneming van een van de taken van het Kabinet der Koningin zoals geformuleerd in 2003, namelijk "de zorg voor het registreren, bewaren en overdragen van staatsstukken".22 Deze taak van het Kabinet geldt overigens niet slechts vanaf 2003 en dus alleen voor koningin Beatrix. Een gelijksoortige formulering komt ook voor in het besluit uit 1893 dat met het besluit van 2003 werd ingetrokken. In het besluit uit 1893 heette het dat het Kabinet des Konings "het archiefdepot" beheert. Onder dat depot moest worden verstaan "de wetten, besluiten en verdere regeringsakten en -bescheiden".23 De stelling van Schiphof gaat niet alleen op voor koningin Beatrix, maar ook voor de neerslag van het handelen van alle Majesteiten die na 1893 de functie van staatshoofd bekleed den. Een stille getuige is de aanwezigheid van koninklijke familiecorrespondentie OPENBAARHEID IN JURIDISCHE PERSPECTIEF 18 Vergelijk Hins, 'De WOB en het kabinet der Koningin', p. 225. 19 Dat de Raad van State zelf op grond van artikel 1:1 lid 2 onder d, geen bestuursorgaan is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, doet hierbij niet ter zake. 20 Hins, 'De WOB en het Kabinet der Koningin', p. 225. 21 Tjeerd Schiphof, 'Noot'[bij de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 1 november 2006 "Giebels Directeur Koninklijk Huisarchief"], Mediaforum. 2007-2 nr. 8) p. 67 - 68, aldaar p. 68. 22 Besluit van 18 december 2003, houdende bepalingen over het Kabinet van de Koning, Staatsblad 2004, 8, artikel 1 onder d. In de inleiding van de memorie van toelichting heet het overigens niet "wetten, konink lijke besluiten en andere staatsstukken' (de tekst van bovengenoemd artikel), maar "oorspronkelijke wetten, koninklijke besluiten en soortgelijke regeringsbesluiten", hetgeen mijns inziens toch iets anders is. In de artikelgewijze toelichting wordt de wetstekst wel herhaald met de toevoeging dat dit geschiedt overeenkomstig bestaande regelgeving, waarbij Archiefwet, Archiefbesluit en Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant net name worden genoemd. Ook al lijkt deze limitatieve opsomming te zijn gebaseerd op de wetsgeschiedenis van dit besluit, het is op zijn minst opvallend dat geen andere wet- en regelgeving in dit kader is genoemd, respectievelijk dat de opsomming niet enuntiatief is. 84

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2006 | | pagina 86