Openbaarheid en archieven1 Inleiding Openbaarheid van archieven, de regels en de wet. Voor de meesten van u zou dit een overbodige inleiding moeten zijn. Immers: niet alleen wordt iedereen, zoals u weet, geacht de wet te kennen, maar een archivaris wordt natuurlijk helemaal geacht de Archiefwet, en tegenwoordig ook de Wet openbaaarheid van bestuur en de Wet bescherming persoonsgegevens te kennen. Maar voor degenen die niet aan archieven gewend zijn, of bij wie het allemaal misschien een beetje is weggezakt, zal ik in het kort de belangrijkste regels met betrekking tot de open baarheid de revue laten passeren, opdat u allemaal weer helemaal bij de les bent. Overigens zeggen geschreven regels op zichzelf niet zoveel; ze krijgen pas hun betekenis als ze worden toegepast. De Archiefwet 1995 In verband met de openbaarheid van archieven is de Archiefwet 1995 wel de wet waar de archivaris het meeste mee te maken heeft. Daarom nu eerst in het kort het systeem van de Archiefwet. Uitgangspunt van de Archiefwet is: zo groot mogelijke openbaarheid, want zonder openbaarheid is benutting onmogelijk. Dat betekent naar de huidige Archiefwet: archieven worden na twintig jaar over gebracht naar een archiefbewaarplaats en zijn daarmee dan openbaar, tenzij er beperkende bepalingen worden gesteld. Het principe van de openbaarheid zoals wij dat nu kennen, werd voor het eerst wettelijk vastgelegd in de eerste echte Archiefwet, die van 1918. Artikel 1 kende de openbaarheid van overgebrachte archieven van de overheid. De termijn van overbrenging werd vijftig jaar. In de Archiefwet van 1962 werd hetzelfde principe vastgelegd in artikel 7 (later aangevuld; artikelen 7a en 7b) naar aanleiding van de herziene Wet openbaarheid van bestuur - WOB). In de Archiefwet 1995 is de openbaarheid geformuleerd in artikel 14: als archieven zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, zijn ze openbaar. En zoals ook al in de twee vorige wetten was vastgelegd: ieder is bevoegd die archief bescheiden kosteloos te raadplegen en daarvan of daaruit afbeeldingen, afschriften, uittreksels en bewerkingen te maken of op zijn kosten te doen maken. Een belangrijke wijziging in de huidige wet ten opzichte van zijn voorgangers zit hem in de termijn: die is nu gesteld op twintig jaar. Daarmee zijn de archieven dus veel eerder openbaar. Dit heeft consequenties gehad voor de archiefdiensten: meer kans op beperkende bepalingen bij overbrenging en meer verzoeken om ontheffing van die beperkingen. GINEKE VAN DER REE-SCHOLTENS 1 Dit artikel is gebaseerd op een lezing, uitgesproken ter gelegenheid van het symposium 'Archief en recht - recht en archief op 3 oktober 2002 in de Haagse Lobby te Den Haag en is eerder gepubliceerd in het Archievenblad 107/1 (februari 2003) p. 16-19. De hier gepubliceerde tekst is geactualiseerd. 26

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2006 | | pagina 28