elkaar snel op. Pas met de komst van ondersecretaris J.H. Merivale in 1860 werd een begin gemaakt met het verbeteren van de structuur in de organisatie van de administratie en de staf. Merivale was "...heir to a rather free and easy approach to administration...".37 Dankzij deze easy approach zijn in de beginjaren van de India Office veel documenten zoals nota's en verkoopboeken als afvalpapier verkocht. De India Office vernietigde ook een groot deel van de documenten en bewaarde de bescheiden die mogelijk nog voor officiële doeleinden gebruikt konden worden. Sir George Birdwoord schreef in 1875 een rapport over de interessante vondst die hij had gedaan op het Political Department. Hier had hij namelijk een doos met historisch waardevolle charters van de EIC gevonden. Het rapport dat Birdwood naar aanleiding van zijn vondst had geschreven, kon Birdwood pas in 1891 publiceren, maar kopieën van het rapport hadden zich voor die tijd al verspreid. De interesse voor het archief van de EIC groeide hiermee en daarom werd in 1884 in de India Office het nieuwe Records and Registry Department opgericht.38 "Its is a true pleasure to me to here testify to the wonderful improvement that has been effected since 1879 in the order and condition of the India Office records"39, schreef Birdwood in zijn rapport in 1891. Birdwood beschrijft hoe F.C. Danvers is begonnen met het conserveren en classificeren van de documenten en ze beschikbaar te stellen aan het publiek. Duizenden documenten werden geïnventariseerd. De koninklijke charters en andere perkamenten documenten werden bijvoorbeeld uitgevouwen, schoongemaakt, flattened en opgeborgen in grote ondiepe dozen, waarna ze in een speciale kast met nog andere special relics van de EIC werden opgeborgen. Official Secrets Act In 1889 stelde Groot-Brittannië de Official Secrets Act in, waaronder ook officieel het archief van de East India Company, dat zich bij de India Office bevond, viel. In datzelfde jaar werd naast de Official Secrets Act ook de Indian Official Secrets Act aangenomen, waardoor ambtenaren van de Indiase regeringen eveneens een geheimhoudingsplicht hadden. Groot-Brittannië kreeg met de invoering van de Official Secrets Act een van de meest sterke geheimhoudingsculturen in Europa. Ondanks de openbaarheidbeperking die de Official Secrets Act oplegde, maakte de India Office toch haar historische archiefbescheiden toegankelijk voor het publiek. De India Office kon deze toegankelijkheid handhaven omdat het archief van de EIC niet direct onder de autoriteit van de Public Record Office viel. De regering voor India had namelijk met de India Act uit 1858 de controle over de archieven van de EIC naar zich toegetrokken. Voor inzage in de stukken moesten onderzoekers echter wel eerst toestemming vragen bij de Superintendent of Records, die de meerwaarde van ieder onderzoek beoordeelde. De archiefbescheiden van de Political Department en van Indiase regeringen werden altijd beschouwd als gevoelige geheime informatie. Onderzoekers mochten soms alleen de indexen op deze stukken bekijken. Uit het verschijnen van het boek "Guide to the India Office Records 1600-1858" van William Foster in 1919 blijkt wel dat historisch onderzoek aangemoedigd werd. HOEZO OPENBAARHEID 37 A.P. Kaminsky, The India Office, 1880-1910 (London 1986) p. 12 38 W. Foster, 'The archives of the honourable East India Company', Journal of the society of arts (4 januari 1924) p.106. 39 Birdwood, Report on the old records of the India Office, p. VIII. 196

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2006 | | pagina 198