Onthulling van geheim kaartmateriaal
De geheimhouding van de gegevens over de VOC gold ook voor kaartmateriaal:
vanaf 1619 riskeerde men een boete van zesduizend gulden, een astronomisch
hoog bedrag, als iemand een kaart van het gebied van de VOC kopieerde of
publiceerde.18 De VOC probeerde de vaarroutes voor geduchte concurrenten als
de Engelsen geheim te houden en daarmee alle handel op deze route in handen te
houden.
De geheimhouding van cartografische informatie was echter niet waterdicht
georganiseerd: kaartenmateriaal kwam nog wel eens in handen van de concur
renten terecht en bewindhebbers lieten van documenten kopieën maken voor
eigen gebruik. In 1633 werden voor VOC-kaartenmaker Willem Jansz. Blaeu
speciale instructies opgesteld, waarin staat: "en voorts alle syne besoignen,
raeckende de voorsch. Compagnie en de vaart na Indien, moeten secreet houden,
sonder die aan iemant buyten de Compagnie te openbaeren, maar alles te doen
ende, des versogt ofte gereet sijnde, over te leveren ten behouve ende in handen
van de voorsch. Compagnie. Ende dienaangaande niet uytgeven of divulgeren,
directelijk of indirectelijck, sonder kennisse en schriftelijck consent van deselve
Compagnie."19 Toch hielden de Blaeu's, die in Amsterdam een cartografisch
bureau hadden opgericht, zich niet altijd aan deze politiek van geheimhouding bij
de VOC. Kaarten met militaire en commerciële geheimen boden zij zelfs te koop
aan op de informele markt.20 Engelse zeevaarders hielden hun kaarten niet
geheim. Vaak waren van kaarten zoveel kopieën in omloop, dat het ook niet
mogelijk was om daar controle op uit te oefenen.
Charterkamers
In de achttiende eeuw bleef de geheimhouding van de archieven gehandhaafd.
De fysieke toestand van de archieven verschilde echter van kamer tot kamer. Bij
de kamer Amsterdam bijvoorbeeld was de situatie van de archieven slecht.
Amsterdam was de grootste van de zes kamers en dus kwamen hier de meeste
documenten uit Indië binnen. De archieven waren verspreid over meerdere loca
ties in de stad. Bij de kamer Amsterdam was in 1695 een charterkamer ingericht
om de groeiende hoeveelheid boeken en papieren die uit Indië overkwamen, te
bergen. Tussen de opvolging van chartermeesters zat vaak een lange periode,
waardoor in de charterkamer weer wanorde ontstond. Directeur en functionaris
sen leenden documenten uit de charterkamer, maar legden deze niet terug op de
juiste plaats, waardoor documenten onvindbaar werden.
In Zeeland waren de archieven beter op orde. Hier was vanaf 1737 een charter
meester in dienst, die onder toezicht stond van een charterkamer commissie.
De chartermeester leende alleen documenten uit aan directeuren en ambtenaren
als deze een bonnetje invulden. De chartermeester hield ook een register bij van
documenten die vanuit Indië werden aangeleverd.21
HOEZO
OPENBAARHEID
18 Zandvliet, Mapping for Money: maps, plans and topographic paintings and their role in Dutch overseas
expansion during the 16th and 17th centuries (Amsterdam 1998) p. 95.
19 D. Mostaert, 'Instructie voor Willem Jansz. Blaeu, ordinaris en gesworen caartemaecker van de Vereenigde
Oostindische Compagnie, zoals afgedrukt in de door Stapel verzorgde uitgave van Pieter van Dam's,
Beschryvinge van de Oostindische Compagnie, aldaar p. 415.
20 Zandvliet, Mapping for Money p. 317.
21 Meilink-Roelofsz, Raben, Spijkerman, De archieven van de Verenigde Oostindische Compagnie, p. 33.
190