de Akte van Navigatie in, waarmee bepaald werd dat: "geen waren uit enig land ter wereld - zowel in Europa als erbuiten - in Engeland noch zijne koloniën zouden mogen ingevoerd worden dan in schepen, aan Engelsen of ingezetenen der Britse koloniën toebehorend en met ene merendeels Engelse bemanning, of in de schepen van het land zelf, dat de waren voortbracht."9 Eind zeventiende eeuw ontstond veel rivaliteit tussen de handelslieden, die resul teerde in een heroprichting van de EIC in de "United Company of Merchants Trading to the East Indies". Deze nieuwe EIC groeide in de tweede helft van de achttiende eeuw uit van een commercieel bedrijf tot een grote territoriale macht in India. De EIC kreeg in 1670 van koning Charles II het recht om gebieden te veroveren, een leger in te zetten en verdragen aan te gaan met de lokale bevolking. VOC: strenge beveiliging van activiteiten en kennis In de Nederlanden was openbaarheid van landsbestuur en van de archieven in de zeventiende en achttiende eeuw nog een onbekend fenomeen.10 In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden streefde het gezag naar absolute geheimhou ding van staatszaken, om zowel de staatsveiligheid te verzekeren, als om de eigen belangen te beschermen en onbelemmerde besluitvorming te waarborgen. De staatslieden konden echter niet voorkomen dat staatszaken uitlekten naar het buitenland en de bevolking. Oorlogvoering lag de geheimhouding in de weg en in contraspionage was de Republiek niet sterk. Dankzij de verstedelijking van de Republiek en de toename van geletterdheid van de bevolking, ontstond er een brede interesse voor politieke informatie. Het staatsgezag besloot om mondjesmaat politieke informatie vrij te geven om te voorkomen dat de bevolking zich geheel tegen het staatsgezag keerde.11 Aan het eind van de achttiende eeuw kreeg de staat veel meer greep op de samen leving en de bevolking kreeg een positievere houding tegenover de staatsmacht. Hierdoor werd geheimhouding minder ingezet voor de interne veiligheid. Geheimhouding van staatszaken was meer gericht op het buitenland en betrof de diplomatieke en militaire gegevens. Geheimhouding van politieke kwesties die de positie van het staatsgezag betroffen werden gekwalificeerd als regerings- of ambtsgeheimen, een kwalificatie van de tweede rang.12 Pas in de negentiende eeuw zouden burgers beperkte inzage in archieven van de overheid krijgen. Ook de VOC hield vanaf haar oprichting haar activiteiten en gehele archief, zowel in Nederland als in Indië, geheim. Alleen ambtenaren van de VOC mochten voor het uitvoeren van hun werk de archieven raadplegen. De archieven van de VOC waren niet goed geordend. De VOC directeuren beseften echter dat kennis van het functioneren van de VOC in zowel het heden als het verleden hen zou kunnen helpen bij het maken van beslissingen. De Heren Zeventien gaven daarom in 1693 aan VOC-advocaat Pieter van Dam de opdracht om op basis van originele HOEZO OPENBAARHEID 9 J.E. Elias, Het voorspel van den Eersten Engelschen Oorlog. Eerste deel. Het Britsch-Nederlandsche antagonisme in Europa. (Den Haag 1920) p. 130. 10 Meilink-Roelofsz, Van geheim tot openbaar, p. 10. 11 G. de Bruin, Geheimhouding en verraad. De geheimhouding van staatszaken ten tijde van de Republiek (1600-1750) (Den Haag 1991) p. 605. 12 De Bruin, Geheimhouding en verraad, p. 607. 188

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2006 | | pagina 190