volgens Braibant daarbij te beperkend op. Maar de Franse overheid lijkt op weg naar steeds meer openbaarheid, getuige opdrachten tot onderzoek zoals die van Braibant, en de Wet van 12 april 2000. In geval van openbaarheid van bestuur lijkt Frankrijk momenteel -in theorie althans- niet (meer) onder te hoeven doen voor Nederland. De openbaarheid van bestuur in Nederland lijkt de laatste jaren trouwens te zijn afgenomen. Dit is de conclusie van een WOB-evaluatierapport van de universiteit van Tilburg uit januari 2004. In de Nederlandse praktijk zou de toepassing van de WOB veel te wensen over te laten. Steeds vaker worden verzoeken om inzage van overheidsdocumenten geweigerd. Sinds de kabinetten Balkenende zou de achteruitgang zelfs fors zijn.37 Bij de uitvoering van het open- baarheidsbeleid in Nederland zou sprake zijn van opportunisme en obstructie. De bescherming van persoonsgegevens is ook in Nederland goed geregeld, en wordt bewaakt door de College Bescherming Persoonsgegevens.38 Toegang tot archieven Bij het toegankelijk maken van archieven lijkt de situatie in Frankrijk in de verste verte niet op die in Nederland. Waar in Nederland een overbrengingstermijn van overheidsdocumenten bestaat van twintig jaar39, is dat in Frankrijk dertig jaar. Maar daar beginnen de verschillen pas. De termijn van vijftig jaar (was ten tijde van het rapport Braibant nog zestig jaar) waarbinnen speciale toestemming voor inzage in documenten is vereist, bestaat in Nederland niet. Dit leidt in Nederland tot een levendig historisch debat, want de bronnen zijn voor iedereen in dezelfde mate toegankelijk.40 In Frankrijk zagen we dat de overheid de termijn van vijftig jaar aanwendt om de archieven over gevoelige maatschappelijke onderwerpen zoveel mogelijk gesloten te houden, of slechts open te stellen voor onderzoekers van eigen voorkeur. Dit laatste met een beroep op het argument dat ze alleen gekwalificeerde onderzoekers toegang wil bieden. De Franse overheid gebruikt ook veelvuldig de uitzonderingsgronden 'nationale veiligheid' en 'staatsveiligheid' om documenten niet vrij te geven. De Ministeries van Defensie en van Buitenlandse Zaken beheren bovendien hun eigen archieven. Volgens critici als Sonia Combe is er in Frankrijk sprake van een cultuur van verbergen, en een poging tot een vorm van door de staat gecontroleerde 'officiële geschiedschrijving'. Vergelijk dit met de pogingen van de Nederlandse overheid om een nationaal debat over onze geschiedenis van de grond te krijgen, compleet met historische canon en nationaal Geschiedenis Museum, om toch maar belangstelling op te wekken voor ons gedeelde verleden. De Franse geheimzinnigheid lijkt moeilijk voorstelbaar voor iemand die wel eens de studiezaal van het Nationaal Archief in Den Ffaag heeft bezocht. De onderzoeker Pieter Lagrou bijvoorbeeld, die onderzoek deed naar de 'erfenis van de nazi-bezetting' in zowel Franse, Belgische, als Nederlandse archieven, prees de Nederlandse openbaarheid, die volgens hem verfrissend afsteekt bij België en Frankrijk, waar archieven volgens Lagrou als ministerieel privé-bezit worden beschouwd.41 JAAP VAN RIJSWIJCK OPENBAARHEID VAN OVERHEIDSDOCUMENTEN EN ARCHIEVEN IN FRANKRIJK 39 F.C.J. Ketelaar en C.G.M. Noordam, Archiefrecht, een inleiding (Amsterdam 2005) p. 47. 40 Al moet worden aangetekend dat dit niet opgaat voor privé-archieven, zoals in het geval van het Koninklijk Huisarchief, waartoe enkel professor Fasseur met speciale toestemming toegang heeft. Zie voor een verhandeling daarover de bijdrage van Hans Waalwijk 'Het 'geheime' archief van de 'Commissie Beel', elders in dit jaarboek. 41 Jolande Withuis, 'Pieter Lagrou: The Legacy of the Nazi Occupation', NRC Handelsblad 11 februari 2000. 177

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2006 | | pagina 179