de uitzonderingsgronden uit artikel 7 van de Archiefwet wordt aan onderzoekers
stelselmatig de toegang tot de archieven ontzegd. De Franse staat beroept zich op
het gevaar voor de staatsveiligheid, de nationale verdediging, de openbare
veiligheid en de persoonlijke levenssfeer om de archieven gesloten te houden.26
Van de archieven van vóór 1979 is er binnen de vastgestelde openbaarheids
termijn van zestig jaar slechts inzage mogelijk met toestemming van de directie
van de Archives nationales. Met name bij de historisch gevoelige onderwerpen, als
de Vichy-periode en alle overige archieven die dateren uit de periode van
WO-II (zoals de Gestapo-archieven), maar ook de Algerijnse kwestie, blijven deze
archieven over het geheel genomen potdicht. Sonia Combe vroeg zich af in
hoeverre de gebeurtenissen tijdens het Vichy-bewind de Franse staatsveiligheid na
vijftig jaar nog in gevaar kunnen brengen.
Ook beroepen de Franse autoriteiten zich volgens haar stelselmatig op de
'persoonlijke levenssfeer' om toegang tot documenten te weigeren. Deze praktijk
gaat volgens haar zo ver, dat als er in een document een enkele eigennaam
voorkomt, het stuk niet toegankelijk is. Ffet begrip 'persoonlijke levenssfeer' is in
Frankrijk niet duidelijk afgebakend, en kan volgens haar op diverse manieren
worden uitgelegd. Ze verwijst naar Duitsland, waar een volgens haar logisch
onderscheid wordt gemaakt tussen privé-gedragingen van ambtenaren, en hun
handelen als overheidsfunctionaris. Ze betoogde dat het dan ook niet de persoons
namen zijn die de aandacht van de historische onderzoekers opwekken, maar
juist het gedrag van individuen in de uitoefening van hun functie.
Ze vindt het niet alleen de plicht van de Franse overheid om iedere aanvraag
tot inzage hetzelfde te behandelen, ook de historische waarheid is volgens haar
hiermee het best gediend. Ze noemt de praktische toepassing van de
uitzonderingsgronden door de Franse autoriteiten in deze aanvechtbaar. Het
bevreemdde haar bijvoorbeeld zeer dat een enkele onderzoeker met goede
contacten binnen het Franse bestuursapparaat, met een mandaat van de Franse
overheid (Marc-Olivier Baruch) wél toegang kreeg tot de Vichy-archieven, en een
onafhankelijk hoogleraar Geschiedenis (Rita Thalmann) niét. Waar het volgens
haar in feite op neer komt, is dat de staat twee categorieën van onderzoekers
onderscheidt. Enerzijds de lieden op grond van hun titels of werkzaamheden in
het verleden betrouwbaar worden bevonden, en van wie men verwacht dat ze geen
eigennamen te zullen verspreiden of informatie die de 'Franse eer' op het spel zou
kunnen zetten. Aan hen schenkt de Franse overheid het 'privilege' van toegang
tot de archieven. Anderzijds zijn er de normale stervelingen, die zich zonder de
archiefdocumenten moeten zien te redden als zij geschiedkunde willen
beoefenen.
Combe betoogde verder dat de wet onduidelijk is voor wat betreft de overbren
gingstermijn, waarna de verschillende staatsinstituties hun archieven moeten
hebben overgedragen aan de nationale of departementale archief depots. Zo wees
ze er op dat de prefectuur van de Parijse politie haar archieven zelf beheert, zodat
een bezoeker of onderzoeker bij zijn bezoek aangewezen is op functionarissen die
verbonden zijn aan hetzelfde instituut.
172
OPENBAARHEID IN DE PRAKTIJK
26 "Entretien avec Sonia Combe", Différences, (februari 2000)
http:/perso.orange.fr/felina/doc/arch/ sonia%20combe.htm.