De Wet van 6 januari 1978 De bescherming van persoonsgegevens is in Frankrijk geregeld door de Wet van 6 januari 1978. De wet is van toepassing op persoonsgegevens, opgenomen in al dan niet geautomatiseerde databanken. De wet heeft ook voorzien in de oprichting van een onafhankelijke autoriteit, zoals de commissie Chenot al had voorgesteld. Deze commissie, de Commission Nationale de l'informatique et des Libertés (CNIL), waakt over een goede uitvoering van de bepalingen uit de wet. Artikel 1 van 'Loi No 78-17 du 6 janvier 1978 relative a l'informatique, auxfichiers et aux libertés' stelt dat informatie ten dienste moet staan van elke burger, en dat geen beperkingen mogen worden opgelegd aan de 'menselijke identiteit, mensen rechten, de persoonlijke levenssfeer, individuele of publieke vrijheden'. Artikel 2 bepaalt dat geen enkele juridische of overheidsbeslissing gebaseerd mag zijn op een waardering van opgeslagen persoonlijke informatie van de betrokkene. In artikel 5 staat omschreven welke vormen van gegevensverwerking onder de wet vallen. Het gaat om het geheel aan handelingen van 'verzamelen, registreren, aanpassen, raadplegen, bewaren, beschikbaar stellen, verwijderen en vernietigen' van gegevens.23 De burger heeft vier rechten met betrekking tot de over hem verzamelde persoons gegevens. de vier 'droits informatique et libertés' zijn.24 1. Het recht op informatie. Volgens artikel 32 heeft ieder persoon het recht om te weten of zijn gegevens zijn opgenomen in een databank, en om welke persoonsgegevens het gaat. Elke instantie die persoonsgegevens verzamelt is verplicht de betrokkene te informeren omtrent de aard van het onderzoek, het doel waarvoor de gegevens worden aangewend, en de gevolgen als betrokkene geen antwoord wenst te geven. Voor zover de gegevensregistratie op internet plaats vindt, dient duidelijk te worden aangegeven dat er van de bezoeker van een internetpagina elektronische sporen of bewijzen van zijn bezoek worden verzameld (bijvoorbeeld cookies), dan wel gegevens van zijn computer worden geregistreerd (informatie met betrekking tot configuratie, computersysteem etc.). Artikel 41 bepaalt dat het recht op informatie niet opgaat wanneer de verzamelde gegevens anoniem zijn gemaakt, of niet direct tot de betrokkene zijn te herleiden. Ook persoonsgegevens uit databanken van politie, gendarmerie en justitie staan buiten deze wettelijke regeling. 2. Het recht van protest. Iedere persoon kan op grond van artikel 38 protesteren tegen het feit dat zijn/haar gegevens in een (commerciële) databank worden opgenomen, weigeren deze gegevens te verstrekken, en verlangen dat deze gegevens worden verwijderd. Dit recht geldt niet voor tal van overheidsdata- banken als die van de belastingdienst, sociale dienst, politie, justitie etcetera. 3. Het recht op toegang. Iedere persoon die zich kan identificeren, kan op grond van artikelen 39, 41 en 42 een overzicht opvragen van de gegevens over zijn of haar persoon. De betreffende instantie dient dan alle relevante informatie, bijvoorbeeld in de vorm van kopieën, te overleggen. De betreffende persoon heeft ook het recht te vernemen waarvoor deze gegevens worden opgeslagen. Sinds 2002 kan een persoon met een beroep op dit recht ook toegang verkrijgen tot zijn of haar medische dossier. In geval van politie en justitie- OPENBAARHEID IN DE PRAKTIJK 23 Direction des archives de France, Principaux Textes relatifs aux Archives en vigueur au Ier mars 1996 (Paris, 1996), p. 47: 'Loi No 78-17 du 6 janvier 1978 relative a l'informatique, aux fichiers et aux libertés'. 24 www.cnil.fr. 170

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2006 | | pagina 172