Informatiewinning De AIVD krijgt haar gegevens, op basis waarvan analyses en voorspellingen gemaakt kunnen worden, vanuit verschillende kanalen. Er zijn de klassieke methoden als het gebruik van open bronnen en publicaties, het afluisteren van telefoons, het observeren van personen of groepen (persoonlijk of door middel van camera's), door middel van 'surreptitious entry' (een eufemisme voor inbraak), het gebruik maken van informanten, of infiltratie in groepen die een potentieel gevaar voor het bestaan van de democratische rechtsorde worden geacht. Daarnaast krijgt men informatie van buitenlandse inlichtingendiensten. Tegenwoordig wordt er veel informatie van afstand, bijvoorbeeld via nieuwe methodes als data-mining, binnengehaald. De verkregen informatie kan in twee groepen worden ingedeeld: in signals intelligence (sigint), informatie uit tech nische bronnen, en human intelligence (humint), afkomstig van menselijke bronnen. Het zou een wijdverbreid misverstand zijn dat veiligheidsdiensten de afgelopen jaren sterk zijn gaan leunen op 'sigint' ten koste van 'humint'. Beide informatiekanalen zijn van groot belang en in hoge mate complementair aan elkaar.12 Gezien het feit dat (potentiële) terrorismeverdachten zich snel over de wereld verplaatsen, in netwerken van wisselende samenstelling opereren en veelal via digitale weg communiceren zijn oude infiltratietechnieken veel moeilijker te realiseren. Een in dit opzicht bruikbaarder en moderner techniek als data-mining, het geautomatiseerd verzamelen van informatie, wordt bijvoorbeeld in de Verenigde Staten al een tijd toegepast. Openbaarheid: wettelijk kader De wettelijke grond voor de (voorlopers van de) AIVD bestond aanvankelijk slechts op basis van een geheim koninklijk besluit, dat pas in 1972 in de Staatscourant werd gepubliceerd. In 1988 trad de eerste bijzondere Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIVD 1987) in werking. Vernieuwing van deze wet (WIVD 2002) werd door de gebeurtenissen van 9/11 versneld tot stand gebracht.13 De WIVD 2002 is tot stand gekomen naar aanleiding van het feit dat de oude volgens de Raad van State niet voldeed aan de artikelen 8 en 13 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).14 Zo vloeit uit het EVRM voort dat het werk van inlichtingen en veiligheidsdiensten voorzienbaar en kenbaar moet zijn voor de burger. Daarom zou de nieuwe wet meer duidelijkheid moeten geven over welke personen en organisaties de AIVD informatie mag verzamelen. In de WIVD 2002 staan echter wel keurig de bevoegdheden van de AIVD vermeld, maar geen duidelijke afbake ning van de aandachtsgebieden en taakvelden. In de Memorie van Toelichting OPENBAARHEID IN DE PRAKTIJK 12 Abels en Willemse, Veiligheidsdienst in verandering, p. 93. 13 Ibidem, p. 95 e.v. 14 ABRR 9 juni 1994, AB 1995/238. 15 Kamerstukken II 1997/98, 25 877, 3 p. 13. 16 Ondanks de voortschrijdende uitbreiding van bevoegdheden kent de AIVD beperkingen in de uitvoering van haar taken en het verzamelen van gegevens. Zo mag de verwerking van persoonsgegevens in de eerste plaats slechts betrekking hebben op die personen 'die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor de democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid of voor andere gewichtige belangen van de staat'. WIVD 2002, artikel 31 onder a 124

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2006 | | pagina 126