als doel om 'iets leuks' te vertellen over haar grootouders, als verrassing bij het dertigjarig huwelijk van haar ouders. Uit het dossier van de Sociale Dienst bleek echter dat haar opa de souteneur van haar overleden oma was geweest. Bovendien was haar moeder verwekt in de werkzame periode van haar oma. Door deze ont dekking zou een familiecrisis kunnen ontstaan en zouden er bovendien vraag tekens kunnen worden gezet bij de afkomst van de moeder van de verzoekster. De medewerkers van het Stadsarchief konden het in deze niet over hun hart krijgen om deze informatie te verstrekken. Het schoot zijn doel, het zoeken naar informatie voor het maken van een 'leuk' stukje, ruimschoots voorbij. Daarom werd besloten om de vrouw te melden "dat er geen informatie voor het maken van een leuk stukje was gevonden." Men kan zich afvragen of het Stadsarchief in deze kwestie de beste beslissing heeft genomen. Zo moest de moeder van de verzoekster sowieso toestemming geven voor inzage. Er kwamen namelijk naar haar te herleiden gegevens in het dossier voor, ook als deze geanonimiseerd zouden worden. Het Stadsarchief had dus eerst aan de verzoekster kunnen melden dat haar moeder toestemming moest geven. De verzoekster zou waarschijnlijk van inzage hebben afgezien omdat het 'verrassingseffect' van het stukje immers weg zou zijn. Mocht zij er niet vanaf hebben gezien, dan was het een goede oplossing geweest als de betrokkenen (de moeder en de oorspronkelijke verzoekster) van tevoren waren ingelicht over de wellicht schokkende inhoud van het dossier. Hoewel de nieuwsgierigheid dan wel zou worden gewekt, zou de keuze om het dossier in te zien bij de familieleden worden neergelegd. Met het nu gegeven antwoord werd niet gelogen, er was inderdaad geen infor matie voor een leuk stukje gevonden. Het archief bevindt zich hiermee echter in een schemergebied, want er was immers wel degelijk informatie beschikbaar. Toch is de handelwijze van het Stadsarchief te begrijpen. Medewerkers van het Stadsarchief meenden immers, om met de Zuid-Afrikaan Johannes Britz te spreken, een 'ethische verantwoordelijkheid' te hebben naar aanleiding van een gesprek met de aanvraagster. Britz noemt als voorbeeld dat iemand in een biblio theek het boek Zelfmoord of niet? wil lenen. Als die persoon alleen maar naar dit boek vraagt, dan zal de bibliothecaris het gewoon (moeten) uitlenen. Maar wat als hij uit een gesprek met de lener bemerkt dat de persoon erg depressief is en deze zelfs meldt dat het leven geen zin meer heeft? Dan zal de bibliothecaris mogelijk een ethische verantwoordelijkheid voelen om het boek niet uit te lenen.48 Nu ging het bij het Stadsarchief duidelijk niet om een mogelijke zelfmoord, maar er is wel een parallel te trekken. In het gesprek gaf de verzoeker immers aan alleen een 'leuk stukje' te willen samenstellen, niet om de gehele familiegeschiedenis te achterhalen. In deze meenden de medewerkers van het archief een 'ethische verantwoordelijkheid' te hebben om de schokkende geschiedenis niet boven tafel te laten komen. Het dilemma is echter dat de archi varis, of in bovengenoemd voorbeeld de bibliothecaris, zich wel gaat bemoeien met het persoonlijke leven van een cliënt. NICO VRIEND REGELS EN MENSELIJKHEID 47 Deze kwestie is mij bij het Stadsarchief Amsterdam informeel medegedeeld, met toestemming om deze in dit artikel te gebruiken. Omdat het bij deze kwestie nooit tot een verzoek tot inzage is gekomen, is het niet terug te vinden tussen de besluiten. 48 Zie onder het kopje 'The ethical framework of the information professional'in: J.J. Britz, 'Information ethics: Its demarcation and application', in: T.A. Lipinksi (red.) Libraries, museums and archives. Legal issues and ethical challenges in the new information era (Maryland 2002) p. 193-220. 117

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2006 | | pagina 119