zijn met hun ouders. Deze gevallen zijn vanaf de overdracht van het archief naar het Nationaal Archief vijf a zes keer voorgekomen. In overleg met het College Bescherming Persoonsgegevens (de toenmalige Registratiekamer) is betreffende deze kwesties nagegaan of "in specifieke gevallen, onder bepaalde voorwaarden, van de vigerende wet- en regelgeving mocht worden afgeweken."44 Een duidelijk geval van 'grijs gebied' dus, want stelt punt 7 van de beroepscode niet dat de archivaris altijd moet handelen "binnen de grenzen van de relevante wetgeving"? Dat juist deze grenzen werden opgezocht, blijkt uit het uiteindelijk gegeven advies van het College. Deze luidt dat: "Hetniet [is] uitgesloten dat de rechter in het verlengde [van het Valkenhorst-arrest] oordeelt dat het recht van het kind om inzage te krijgen in het dossier van de 'foute ouder' in bepaalde gevallen prevaleert boven het belang van de 'foute ouder' om dat verborgen te houden."45 Naar aanleiding van het eerder genoemde Valkenhorst-arrest meent het College dus dat "het niet is uitgesloten" dat de rechter inzage zou toestaan. Dit advies is voor het Nationaal Archief voldoende basis geweest om daadwerkelijk inzage te geven, zij het met beperkingen. Zo is een schriftelijke verklaring van de behan delend specialist in dit soort gevallen noodzakelijk (van de huisarts is onvoldoen de) en moet de eerder genoemde privacyverklaring worden getekend. Cruciaal voor inzage is de noodzakelijke belangenafweging. Het belang van het kind werd in deze dus groter geacht dan de privacy van in de dossiers voorkomende personen. Wel werd geprobeerd deze privacy, in dit geval de sociale rechten van de ouder, te waarborgen. De verzoeker werd daarom nog eens expliciet gemeld dat de ouder niet mag worden benaderd of geconfronteerd met informatie uit de dossiers (geen onevenredige benadeling). De informatie dient namelijk slechts het genezingsproces van het kind, aldus het archief. Achteraf gezien zou gezegd kunnen worden dat hier ook is gehandeld in het verlengde van de Kelman-test. Werd immers met deze inzage geen 'menselijke waardigheid' gezocht? Het risico van een rechtszaak, van de ouder tegen het archief, is hier echter voor het Nationaal Archief aanwezig. Toch, zo stelt medewerker Sierk Plantinga, is dit risico aanvaardbaar genoeg. Mocht het zover komen, dan zou hij de handelwijze van het Nationaal Archief ook graag willen verdedigen.46 Het alternatief voor inzage zou het aanspannen van een nieuwe rechtszaak zijn geweest, van het kind tegen de ouder. Gezien de psychiatrische problemen van de betrokkene en het essentiële belang dat inzage in de dossiers voor de genezing zou hebben, zou ook dit maatschappelijk onaanvaardbaar zijn, aldus Plantinga. Dit zou enkele jaren kunnen gaan duren en in verband met de 'menselijke waardigheid' zou dit veel te lang zijn. Een leugentje om bestwil? Een laatste interessant geval deed zich voor bij het Stadsarchief Amsterdam, een geval waarbij een gevoel van menselijkheid een grote rol speelde.47 Een vrouw deed daar een verzoek om inzage in het dossier van haar (overleden) oma met OPENBAARHEID IN DE PRAKTIJK 44 Zie het door het Algemeen Rijksarchief genomen besluit van 7 mei 2001 met als kenmerk: PD/02/1286. 45 Uitspraak registratiekamer, "'Foute ouders': inzage in dossiers Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging" Z2001-0709 (14 augustus 2001). www.cbpweb.nl/documenten/uit_z2001-0709.stm?refurl=../indexen/ind_publ_uit.shtml. 46 Zo zegt hij in een met mij gehouden interview op 3 januari 2006. 116

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2006 | | pagina 118