verlenen van koninklijke onderscheidingen) en analytisch-descriptieve redenen (wetenschap en journalistiek).29 Zo werd in september 2002 geschat dat er circa vijftig onderzoekers bezig waren met dit archief, waarvan sommigen meer dan 200 dossiers voor raadpleging aanvroegen.30 Het archief wordt in de regel echter ingezien door individuen die hier een persoonlijk belang bij hebben (symbolisch- emotioneel, zoals Knotter het noemt). Het betreft voornamelijk kinderen van 'foute' Nederlanders.31 Een deel heeft zich georganiseerd in de Stichting Werkgroep Herkenning.32 Deze 'kinderen van' worden vaak hun gehele leven nog geconfronteerd met het feit dat hun ouders in meerdere of mindere mate 'fout' waren in de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog werden de 'foute' Nederlanders, de kinderen incluis, als het ware geïsoleerd van de 'goede' mensen. Thuis werd er niet over gesproken, familiegeheimen namen mythische proporties aan, op school werd er gepest, en een deel van hen liep psychische problemen op.33 Uit een enquête onder 229 van deze 'kinderen van', uitgeschreven door het Historisch Nieuwsblad in 2002, blijkt dat maar liefst 85% van de respondenten psychische klachten heeft gekregen, waarvan wederom 85% professionele hulp heeft ingeroepen. Uit de enquête blijkt ook dat zij zich door discriminatie gehinderd voelden in hun opleidingskansen (59%) en beroepsmogelijkheden (49%). Ten slotte vindt 92% van deze groep dat zij een te hoge prijs betalen voor het verleden van hun ouders.34 Het bestaan van het CABR heeft voor veel van deze mensen een dubbele beteke nis. Aan de ene kant is er de angst dat eventuele openbaarheid van (stukken uit) dit archief, bijvoorbeeld in het kader van historisch onderzoek, toch weer gebruikt gaat worden om betrokkenen zwart te maken. Een anoniem persoon meldt: "Het is voor mij een onverdraaglijk gegeven dat in deze gegevens publiekelijk inzicht zal worden gegeven - de wetenschap ten spijt. Ik heb persoonlijk meer dan genoeg geleden en 'n zeer zware tol (nog steeds) betaald om iets waar ik totaal geen debet aan had. Nu hangt dit verschrikkelijke doembeeld weer boven mijn hoofd."35 Aan de andere kant kan openbaarheid van een individueel dossier ervoor zorgen dat familiegeheimen eindelijk opgehelderd worden. Vaak gaan betrokkenen er vanuit dat hun ouder(s) 'het ergste' hebben gedaan, zoals het verraden van joden, terwijl als de (jarenlang uitgestelde) stap naar het archief wordt gezet meestal blijkt dat vader bijvoorbeeld 'slechts' enkele jaren lid was van de NSB. Maar het tegenovergestelde kan ook gebeuren. Of het nu in positieve of negatieve zin is, raadpleging blijkt vaak een soort therapeutische waarde te hebben. De eigen jeugd en de daden van de ouders kunnen dankzij de raadpleging vaak in een context gezet worden.36 OPENBAARHEID IN DE PRAKTIJK 30 Barbier, "U bent de eerste die normaal tegen me doet", p. 21. Plantinga, 'Het 'Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging", p. 61. 31 Van 't Verlaat, 'Kleinkind van een 'foute' opa', 8. Medewerker Han Korting meldt dat het zo goed als niet voorkomt dat een betrokkene het 'eigen' dossier aanvraagt. Zie: G. Scheffel-Baars, P. Mantel, T. van der Vaart, Ervaringen van kinderen en kleinkinderen van "foute ouders". Compendium 1981-2004 (mei 2004) hoofdstuk 4: 'De dossiers van het CABR (Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging).' 32 www.werkgroepherkenning.nl. 33 M. Oomen, J. Palm, 'Hóe fout was vader in de oorlog?', Vrij Nederland 18 (5 mei 2001) p. 30-33. 112

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2006 | | pagina 114