het een student betreft, een aanbeveling van de hoogleraar noodzakelijk. In het
geval dit niet zo is, geeft een verzoeker aan dat het om een onderzoek in de
persoonlijke belangensfeer gaat.
Het ingevulde 'formulier voor toestemming tot raadpleging van het niet-openbare
Centraal Archief van de Bijzondere Rechtspleging' vormt als het ware een privaat
rechtelijk contract tussen het archief en de onderzoeker.24 De onderzoeker moet
voldoen aan een aantal voorwaarden. Zo mogen er geen reproducties uit de
archiefstukken worden gemaakt of gegevens uit de stukken worden gepubliceerd
zonder toestemming van de Algemene Rijksarchivaris. Verder mogen de verkregen
gegevens niet voor een ander doel worden gebruikt dan waarvoor deze ter beschik
king zijn gesteld en mogen tot individuele natuurlijke personen en rechtsper
sonen herleidbare gegevens niet worden geopenbaard. Deze punten zijn niet
anders dan bij het Stadsarchief. Bij het Nationaal Archief wordt de onderzoeker er
echter ook op gewezen dat "aan de belangen van nog in leven zijnde personen
geen onevenredig nadeel [mag worden] toegebracht." Vergeleken met de Acte van
Overbrenging van dit archief, waarin alleen de bescherming van de persoonlijke
levensfeer wordt genoemd, wordt deze bepaling nu extra genoemd. Het is te
vergelijken met de bepalingen over de mogelijke beperking van openbaarheid in de
Archiefwet 1995 (artikel 15 lid 1). Ter verduidelijking wordt de bepaling soms
expliciet vermeld in een formulier voor verlening van toestemming. Zo wordt in
een specifiek geval, waar in de volgende paragraaf op teruggekomen wordt, aan
een persoon de eis gesteld dat hij "met de informatie, verkregen uit de dossiers,
[zijn] vader niet [mag] benaderen of confronteren."25 Duidelijk een verwijzing
naar eventuele onevenredige benadeling. Overigens vinden we ook bij het
Stadsarchief in specifieke gevallen de eis terug dat er geen persoonsgegevens
gepubliceerd of openbaar gemaakt mogen worden "in welke vorm dan ook."26
Dit kan in het verlengde van het hier bovenstaande gezien worden, omdat een
mondelinge confrontatie immers ook een vorm van openbaar maken is.
Archief en emotie
Het Archievenblad van september 2002 had als thema 'Archief en Emotie'. Het is
geen toeval dat daarin twee artikelen over het CABR stonden.27 Inzage in deze
archiefstukken wekt voor de betrokkenen namelijk zonder uitzondering de nodige
emoties op. In het Nationaal Archief is dan ook een speciale tafel in de studiezaal
gereserveerd voor inzage in de dossiers van het CABR. De verzoekers worden
bovendien begeleid door een medewerker van het archief die hen, mochten de
emoties echt hoog oplopen, ook kan meenemen naar een rustige plek buiten de
studiezaal.28
Net als bij het archief van de Sociale Dienst wordt het archief geraadpleegd om
juridische-administratieve (de toekenning van pensioenen en uitkeringen, en het
NICO VRIEND REGELS EN MENSELIJKHEID
23 Deze zijn door het Ministerie van Justitie opgesteld en door het Nationaal Archief geaccepteerd.
24 Plantinga, 'Het 'Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging", p. 56.
25 Zie het door het Algemeen Rijksarchief genomen besluit van 7 mei 2001 met als kenmerk: PD/02/1286.
26 Zie bijvoorbeeld de (aangepaste) onderzoeksverklaring bij besluit 2004-012 (Stadsarchief Amsterdam,
Dossiers dispensaties 2000-heden, nummer AZ 991). Op de formulieren van vóór maart 2004 was deze
regel overigens standaard toegevoegd.
27 S.F.M. Plantinga, 'Fragmenten van een werkweek', Archievenblad 106/7 (september 2002) p. 3; 17.
Barbier, "U bent de eerste die normaal tegen me doet", p. 20-21.
28 Barbier, "U bent de eerste die normaal tegen me doet", p. 20. Ekama van Dorsten, 'Hoe een archief het
gat der zwijgzaamheid dicht', p 5-6, 20.
29 Faber, Donker, Bijzonder Gewoon, p. 89-91.
111