In 1997 is door historicus Ad Knotter onderzoek gedaan naar het (gedeeltelijk)
behoud van de steundossiers uit het archief van de Sociale Dienst en haar voor
gangers tot 1965, en de meer recente periode (tot 1995). De dossiers zouden
op termijn vernietigd kunnen worden, omdat zij op de lijst van voor vernietiging
in aanmerking komende stukken stonden. Ten behoeve van sociaal-historisch
statistisch onderzoek werd echter besloten om ze te behouden. Vanwege de grote
omvang is wel besloten om vanaf 1965 nog slechts een klein deel te bewaren. Van
de jaren tussen 1965 en 1995 is zodoende slechts 2% bewaard gebleven (namelijk
de dossiernummers eindigend op 00 en 50),4 exclusief enkele bestanden die
integraal worden bewaard vanwege hun specifieke belang. Bijvoorbeeld de BKR-
dossiers (Beeldende Kunstenaars Regeling), dossiers van de Sociale
Werkvoorziening en van de afdeling Jeugd en Jongeren.
Inhoudelijk bestaan de dossiers tot 1965 uit een reeks aan persoonlijke gegevens
(man, vrouw, inwonende kinderen en onderhoudsplichtige familieleden). Uit de
dossiers wordt duidelijk dat meestal steun werd gevraagd omdat er verlies aan
inkomsten was door ziekte, werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of ouderdom.
In de dossiers worden zodoende inkomstenbronnen (inclusief het laatst genoten
loon), beroep, werkgever, arbeidsverleden, de toekenning en periodieke verlening
van de steun, en de hoogte van het steunbedrag beschreven.5
Tegenwoordig wordt het archief volgens Knotter om een aantal redenen geraad
pleegd. Ten eerste wordt het archief ingezien met een juridische-administratieve
reden. Bewijs of rechten kunnen door de overheid of burger immers worden
ontleend aan de gegevens die in de dossiers terug te vinden zijn. Een tweede reden
betreft een analytisch-descriptieve, namelijk het doen van sociaal-historisch
onderzoek. Een derde en laatste reden is van symbolisch-emotionele aard. Hierbij
gaat het om de gevoelswaarde die informatie uit de dossiers voor individuen of
groepen kan hebben.6 Een voorbeeld hiervan is het onderzoek naar familieleden
en verwanten.
De procedure
Volgens het artikel 15 lid 1 Archiefwet 1995, kunnen bij de overbrenging van
archiefbescheiden voor een bepaalde termijn beperkingen aan de openbaarheid
worden gesteld. Deze termijn is in principe niet langer dan 75 jaar. De drie
beperkingsgronden zijn:
a. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
b. het belang van de Staat of zijn bondgenoten;
c. het anderszins voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van
betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen danwel van derden.
Beperkingen aan de openbaarheid zijn voor het archief van de gemeentelijke
Sociale Dienst slechts gesteld op grond van de bescherming van de persoonlijke
levenssfeer. De beperking geldt voor alle dossiers van dit archief die rechtstreeks
betrekking hebben op natuurlijke personen. Tot 75 jaar na de laatste aantekening
in het dossier zijn deze niet openbaar.
OPENBAARHEID IN DE PRAKTIJK
4 Knotter brengt de vraag op of het bewaren van 2% van de dossiers wel voldoende is, gezien de complexe
sociaal-historische ontwikkeling in de periode 1965-1995. Zie: A. Knotter, 'De steundossiers in de archieven
van de gemeentelijke Sociale Dienst en voorgangers te Amsterdam (1870-1995)', in: P.M.M. Klep (red.)
Steekproeven uit massale archiefbestanden ter wille van het historisch belang (Den Haag 1997) p. 65-93, aldaar
p. 74-76. Vergelijk: J. van Oss, R. Rutgers, 'Onder behandeling. De reductie van het cliëntenarchief van de
afdeling geestelijke gezondheidszorg van de GG&GD Amsterdam', in: Ibidem, p. 47-64.
5 Knotter, 'De steundossiers in de archieven van de gemeentelijke Sociale Dienst', p. 69.
104