Tot eind 2000 berustte het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging bij het
Ministerie van Justitie; toen werd het overgedragen aan het Nationaal Archief.
Waar bij Justitie mondjesmaat bezoekers kwamen om onderzoek te doen in de
CABR-dossiers - Justitie was destijds toch de vervolgende instantie, waardoor
sommige onderzoekers in zekere zin geïntimideerd waren bezochten in de
afgelopen jaren duizenden mensen het Nationaal Archief om inzage te krijgen in
dossiers die vaak grote en kleine, maar in ieder geval pijnlijke geheimen over
vaders, moeders en andere familieleden bevatten. Als archiefonderzoek ooit een
therapeutische werking had, dan was het wel bij het onderzoek in deze archieven,
omdat het gissen naar wat pa of ma in de oorlog had gedaan, werd vervangen
door weten, en met weten is doorgaans beter om te gaan dan met vermoeden of
gissen.
Wanneer mag er nu onderzoek worden gedaan in dit archief? Dat is alleen
mogelijk indien wordt aangetoond dat degene naar wie wordt gezocht, is
overleden, of langer dan honderd jaar geleden is geboren of de onderzoeker
schriftelijk heeft gemachtigd het dossier in te zien. Als personen zijn overleden,
houdt de bescherming van de privacy dus op, want die strekt zich niet automa
tisch uit tot leden van de tweede of derde generatie van betrokkene. Bovendien
moet een formulier worden ondertekend, waarin de onderzoeker verklaart zich
aan de overeengekomen voorwaarden te zullen houden.
Behalve met het Ministerie van Justitie zijn er ook overeenkomsten inzake raadple
ging en inzage van beperkt openbare archieven met het Ministerie van Algemene
Zaken, het Kabinet der Koningin, de Tweede Kamer, het Ministerie van Economi
sche Zaken, de Sociaal-Economische Raad, de Rijksvreemdelingendienst, en vele
andere instellingen. Daarvoor zijn telkens speciale formulieren ontwikkeld.
Particuliere archieven
Zoals gezegd: behalve overheidsarchieven berusten bij het Nationaal Archief ook
vele particuliere archieven. Zijn er beperkende bepalingen op de raadpleging
afgesproken, die niet worden ondervangen door het algemene ontheffingsformu
lier, dan wordt ook nu een afzonderlijk formulier ontwikkeld. Wij werken dus met
vele verschillende formulieren, aangepast aan de voorwaarden die de overdragen
de archiefinstanties hebben gesteld. Enkele voorbeelden van beperkt openbare
particuliere archieven zijn: Van Raalte, Romme, Klompé, Van Hogendorp,
Thorbecke en De Quay. Ook als hij nog leeft kan een politicus zijn archief al over
dragen, zoals dat is gebeurd met het archief van Hans Wiegel.
Soms kan de bevoegdheid tot het verlenen van toestemming tot inzage en/of
publicatie teruggegeven worden. Zo was het de Algemene Rijksarchivaris die
aanvankelijk toestemming gaf tot raadpleging van het archief van Johan Rudolf
Thorbecke, dé propagandist van openbaarheid van archieven. Diens nazaat,
Willem Thorbecke, eigenaar van het archief, stelde evenwel zulke moeilijk te
realiseren voorwaarden voor die toestemming, dat besloten werd de beslissing
over wel of niet verlenen van toestemming tot raadpleging en publicatie bij de
heer Thorbecke zelf neer te leggen.
Het ondertekenen van de formulieren met de voorwaarden vormt bijna nooit een
probleem. Iemand die weigerde het formulier te ondertekenen was de journalist
en schrijver Dick Verkijk, die onderzoek deed naar de collaboratie tijdens de
OPENBAARHEID IN DE PRAKTIJK
98