Op zoek naar een digitale conservator De relatie tussen archieven en historici verandert onder invloed van digitalise ring. De twee groeien uit elkaar omdat archieven een ander belang zijn gaan dienen. Historici denken graag dat archieven voor hen zijn uitgevonden. Dat leek misschien ook zo, maar die tijd is definitief voorbij. De archieven hebben zichzelf opnieuw uitgevonden voor een heel ander publiek. Ze richten zich tegenwoordig meer op educatie, amusement en toerisme dan op historisch onderzoek. Ze gebruiken daarvoor de nieuwste technieken, zodat ze andere gebruikersgroepen kunnen bereiken, zoals de politiek ook graag wil. Tegelijkertijd groeien archieven en historici naar elkaar toe door de integrerende werking van digitalisering. De onderzoeker kijkt telkens blij verrast op als er weer een digitale toegang is gemaakt tot een exotische bron. Historici gaan steeds meer deel uitmaken van de infrastructuur die archieven aan het bouwen zijn. Ze hebben nog niet goed begrepen dat deze digitale omgeving niet of nauwelijks voor hen is ontworpen. Er is een nieuwe, digitale kennisinfrastructuur in aanbouw waaraan de histori sche wetenschap part noch deel heeft, terwijl de oude kennisinfrastructuur voor historisch onderzoek geleidelijk ontwricht raakt en uiteen valt.1 Tekenend voor de groeiende vervreemding zijn veranderingen in de woorden schat. 'Historische wetenschap' en 'onderzoekers' zijn uit het vocabulaire van de archieven geschrapt. In het invloedrijke rapport Naar een publieksgericht archief- bestel komen de woorden 'wetenschap' en 'geschiedenis' niet voor, om maar te zwijgen van 'geschiedwetenschap'.2 De term 'onderzoeker' wordt alleen gebruikt als de schrijvers van het rapport zichzelf bedoelen. Historici zijn tegenwoordig de laatste doelgroep waar archieven belangstelling voor kunnen opbrengen. In studies naar 'klanten' en 'gebruikers' van archieven komen ze zelden of nooit ter sprake. Liefst willen de instellingen zich helemaal geen archief of museum meer noemen. Het Nederlands Audiovisueel Archief heet tegenwoordig Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Het Filmmuseum heeft op het punt gestaan zijn naam te veranderen in Beeldinstituut. Binnen de instellingen groeit bovendien de overtuiging dat ze hun archivaris beter 'informatiemanager' kunnen noemen. En in de ogen van de informatiemanager is een historicus geen collega maar een klant, geen bondgenoot maar een buitenstaander. De informatiemanager heeft de hoofdconservator, die inhoudelijk verantwoor delijk is voor een collectie, bijna overvleugeld. De conservator heeft, net als de historicus, niet goed in de gaten welke digitale krachten er zijn ontketend. I* Aflevering van het VARA amusementsprogramma 'Een avond in Saint Germain des Prés' met Dorus, het alterego van Tom Manders, voor het storingsbord van de NTS, 29-12-1956 [collectie: Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid] KAREL DIBBETS 1 Daan Velthausz en Eelco Bruinsma, Inventarisatie infrastructuur digitaal erfgoed: een onderzoek naar visies, belemmeringen en oplossingen (Enschede: Telematica Instituut, 2002) heeft hier al eerder de aandacht op gevestigd in bedekte termen. 2 Koos van Dijken en Natasha Stroeker, Naar een publieksgericht archiefbestel: kenmerken, doelbereik, consequentie (Zoetermeer: Ministerie van OCW, 2003) 189

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2005 | | pagina 96