Nationaal Archief moet daarom gericht zijn op uitbreiding en vernieuwing van zijn collectie. Het brede en gevarieerde publiek waarvan in missie en doelstelling sprake is, kan slechts worden bediend als er ook een brede en gevarieerde collec tie is. beperkingen in de groei van de collectie Het streven naar een brede en gevarieerde collectie betekent echter niet, dat het Nationaal Archief ook al het beschikbare en hem aangeboden archiefmateriaal zou kunnen en willen overnemen. Alleen al vanuit praktische overwegingen is dat in een nog grotendeels 'papieren omgeving' (slechts een klein deel van de aangeboden bestanden is digitaal gevormd) niet mogelijk. Ook voor het Nationaal Archief geldt dat er onvoldoende mensen en middelen beschikbaar zijn om overbrenging, ontsluiting en beschikbaarstelling van al het nog bij de archiefvormers aanwezige archiefmateriaal mogelijk te maken. En daar komt dan natuurlijk nog bij dat het Nationaal Archief binnen het archiefveld niet de enige speler is. waardering en selectie noodzakelijk Voor elke archiefinstelling geldt dat om de collectie hanteerbaar en toegankelijk te houden, waardering en selectie noodzakelijk zijn. Ook bij de verwerving, bij het binnenhalen van archieven, zullen keuzes gemaakt moeten worden. In een groot aantal gevallen zal beantwoording van de vraag of een archief in de collectie van een archiefinstelling past geen al te grote problemen opleveren, zelfs niet wanneer duidelijke richtlijnen met betrekking tot de collectievorming ontbreken. Van sommige archiefvormers is de betekenis en de waarde van de door hen gevormde archieven onomstreden. Over de noodzaak van behoud, beheer en beschikbaarstelling van hun archieven zal iedereen het eens zijn. In een aantal gevallen echter, ligt dat allemaal wat minder duidelijk. Niet altijd wordt de betekenis van een archiefvormer door iedereen gelijk gewaardeerd. En juist dan dreigen er problemen. Subjectieve factoren, die bij voorbeeld samen kunnen hangen met de achtergrond van de archivaris, of met het beeld dat de archivaris van de rol van zijn archiefinstelling heeft, kunnen in de verwervings- beslissing dan een doorslaggevende rol gaan spelen. Willekeur ligt op de loer. kaders voor waardering en selectie Het zal duidelijk zijn dat een archiefinstelling die een consistent en samen hangend selectie- en verwervingsbeleid wil voeren, willekeur moet zien te voor komen. Ook voor de verwerving van archieven zullen er kaders moeten worden gesteld. Met behulp van die kaders moet het mogelijk zijn dat verschillende medewerkers in gelijke gevallen ook tot een gelijke verwervingsbeslissing komen. Keuzes zullen zoveel mogelijk moeten worden geobjectiveerd: zowel naar buiten (de archiefvormers en archiefeigenaren, de andere archiefbeherende instellin gen) als naar binnen (de eigen medewerkers) moet duidelijkheid worden geschapen. Voor overheidsarchieven zijn de verwervingskaders grotendeels vastgelegd in de Archiefwet 1995. Voor particuliere archieven is er veel meer speelruimte, daar voor zal iedere archiefbeherende instelling afzonderlijk eigen criteria moeten ontwikkelen. overheidsarchieven De Archiefwet 1995 bepaalt in artikel 12 dat de rijksoverheidsinstellingen de archiefbescheiden die voor blijvende bewaring in aanmerking komen en die ouder zijn dan twintig jaar, naar een rijksarchiefbewaarplaats moeten overbren gen. Welke archiefbescheiden dat zijn, wordt vastgelegd in selectiedocumenten. Daarin wordt per beleidsterrein en - daarbinnen - per zorgdrager aangegeven welke handelingen (functies, processen) er worden uitgevoerd en of de admini stratieve neerslag van die handelingen moet worden bewaard, dan wel op termijn kan worden vernietigd.2 Bij de verwerving van overheidsarchieven is de vraag öf een bestand moet worden overgenomen voor de archiefbeheerders na overbrenging in wezen niet meer zo relevant. De Archiefwet 1995 schrijft die overname immers voor. Voor archief instellingen is het nog slechts van belang of het over te brengen bestand voldoet aan de eisen met betrekking tot de goede en geordende staat: heeft er selectie plaatsgevonden, is het bestand toegankelijk, is de materiële staat in orde? Als al deze vragen positief kunnen worden beantwoord, zijn er geen inhoudelijke of materiële gronden meer aanwezig waarop overname kan worden geweigerd. Voor het beheer van de overgebrachte archieven van de instellingen van de rijks overheid is er (nu nog) een Rijksarchiefdienst (artikel 25 van de Archiefwet 1995). Deze beheert ook de voor blijvende bewaring in aanmerking komende archieven die afkomstig zijn van de provinciale overheden. De Archiefwet 1995 bepaalt dat er in Den Haag een algemene rijksarchief bewaarplaats is, het Nationaal Archief. Deze is bestemd voor de bewaring van de archiefbescheiden van de rijksoverheidsorganen, waarvan de functies zich over het gehele rijk uitstrekken of hebben uitgestrekt (artikel 26). In het bijzonder zijn dat de Hoge Colleges van Staat, het Kabinet van de Koningin en de ministeries van algemeen bestuur. De archieven welke afkomstig zijn van gedeconcentreerde departementale diensten en instellingen gaan daar niet naartoe, zij worden bewaard bij het Rijksarchief (RA) of het Regionaal Historisch Centrum (RHC) in de hoofdstad van de provincie waarin de betreffende dienst of instelling gevestigd is. Het Nationaal Archief is daarom - als Rijksarchief in Zuid-Holland - voorlopig ook nog archiefbewaarplaats voor de archieven van gedeconcentreerde rijksdiensten in Zuid-Holland. Waar het om de verwerving van overheidsarchieven gaat, is de Archiefwet 1995 voor het Nationaal Archief dus alles bepalend. Eigenlijk laat de wet ons maar weinig ruimte. Bij overheidsarchieven is er eigenlijk sprake van een autonome instroom. Archiefinstellingen van de overheid zijn op grond van de Archiefwet 1995 verplicht om de aangeboden en voor blijvende bewaring in aanmerking komende bestanden in hun collectie op te nemen. Welke overheidsarchieven bij de verwerving en verwerking prioriteit dienen te krijgen, kan echter nog wel onderwerp van discussie zijn. In die prioriteitstelling kunnen verschillende criteria worden gehanteerd. Het meest eenvoudige is natuurlijk dat van de ouderdom: de oudste archieven moeten als eerste worden overgebracht. Andere criteria die gehanteerd kunnen worden zijn bij voorbeeld de waarde van een bestand voor de controle van het democratisch handelen van de overheid (naarmate die groter is, moet een DE TOEPASSINGSPRAKTIJK 132 NICO VAN EGMOND SELECTIE EN VERWERVEN VOOR HET NATIONAAL ARCHIEF 2 De vraag of in het selectieproces de juiste documenten als te bewaren worden aangemerkt, blijft hier nadrukkelijk buiten beschouwing. En ook de vraag of er in een digitale omgeving wellicht anders met selectie kan worden omgegaan, is hier niet aan de orde. 133

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2004 | | pagina 68