De lijst van verlangde competenties is erg lang geworden. De ingrediënten voor
de doorvoering van een principieel cultureel uitgangspunt inzake selectie en
bewaren lijken daarmee alle aanwezig.
Deze bijdrage is een pleidooi gericht op de administratie en de archiefwereld om
verdere consequenties te trekken en over te gaan op het principieel herfunderen
van het selecteren en bewaren van archieven op een maatschappelijke grondslag,
met een socio-culturele rechtvaardiging. Dit vergt logischerwijze het verwerpen
van de vigerende selectiedoelstelling ('reconstructie van het overheidsbeleid op
hoofdlijnen') in de bestaande selectiedocumenten en het emanciperen van het
uitzonderingscriterium ten behoeve van cultuur en wetenschap.
Of daarbij het archivistische idee van het vormen van een getrouwe 'afspiegeling'
van de huidige samenleving - die het meeste recht lijkt te doen aan bewaren
voor een verre toekomst - altijd en voor iedere 'signatuur' van de archiefbewaar
plaatsen past is een open vraag. In deze afspiegeling wordt de overheid en zijn
behoeften uiteraard meegenomen, maar krijgen de relatie tussen de individuele
burger en de overheid en het geheel van de particuliere archieven een eigen en
evenwaardige plaats. Het is duidelijk dat, waarschijnlijk het sterkste op gemeen
telijk niveau, een maatschappijgerichte praktijk reeds min of meer bestaat.
Nu nog de aanpassing in de centrale selectiedoelstelling, de selectiecriteria en
het ontwerpen van een bijbehorende coherente bewaringsstrategie. Bovendien
zal toch eens duidelijkheid moeten worden geschapen wat er in - ook een maat
schappijgerichte benadering - met de enorme bestanden met informatie over
individuele burgers moet gebeuren. Hoewel de samenleving een enorme belang
stelling voor de individuele levensloop blijkt te hebben kan maar een klein deel
daarvan bewaard worden.
Alom wordt erkend dat voorafgaand onderzoek naar ontwikkelingen, personen
en gebeurtenissen in de samenleving nodig is om goed te kunnen selecteren en
om goede selectievoorschriften te formuleren. Gewoon afgaan op 'evidential
value' van documenten is niet adequaat. Allereerst is een grondige kennis nodig
van de context waarin informatie is ontstaan. Hiertoe bestaan in Nederland
belangrijke vormen van onderzoek (het RIO), terwijl er nieuwe vormen van
bijkomend onderzoek (AA en HSM) op stapel staan. Dit kan niet meer dan het
begin vormen van de selectie. In deze bijdrage is een poging gedaan om te
formuleren welke vormen van voorafgaand onderzoek speciaal nodig zouden zijn
voor een cultuurhistorische selectiedoelstelling. Het komt erop neer dat deze
onderzoekingen het mogelijk moeten maken die handelingen en informatie
producten te lokaliseren die de samenleving het beste leren kennen in emotio-
neel-symbolisch opzicht, in beschrijvend opzicht en in potentieel-analytisch
opzicht.
Dat de archivarissen als nooit tevoren een rol spelen in het redden van niet
alleen papieren maar steeds vaker ook elektronische informatieproducten is
algemeen bekend. Het onderstreept slechts dat een bovenbedoelde verandering
van focus dringend nodig is. De bewaarstrategie bij de handelende overheid is
immers principieel en administratief etatistisch gericht, hoewel er in de praktijk
niet zelden pragmatisch rekening wordt gehouden met externe maatschappelijk
bewaarwensen. De door regelgeving vastgelegde etatistische bewaarvisie binnen
de administratie - zoals thans in de vernietigingslijsten - geeft het veiligstellen
van socio-cultureel belangrijk materiaal evenwel per definitie geen prioriteit en
brengt het zelfs in een permanent kwetsbare positie. De selectiecriteria drukken
tot nu toe uit dat materiaal met betrekking tot beleid bewaren een 'must' is,
terwijl het bewaren uit het overige materiaal als 'uitzondering' moet worden
beschouwd.
WAARDERINGSTHEORIE EN ONTWIKKELING VAN WAARDERINGSMETHODEN EN -STRATEGIEËN
104
PAUL M.M. KLEP VERSCHUIVENDE VISIES EN PRAKTIJKEN. ARCHIEVEN BEWAREN VOOR ONDERZOEK EN CULTUUR
105