Intussen zijn in de laatste tien jaar binnen de internationale wereld van de
archivarissen sterke veranderingen gaande in de opvattingen over de selectie ten
behoeve van het culturele belang. Op deze bewegingen in de archivistische
selectietheorie wil ik kort ingaan. De archivarissen waren het er al lang over eens
dat men buiten het nauwe pad zou moeten treden van de bewaring die slechts de
wettelijke verplichtingen, taken en verantwoordelijkheden van overheden docu
menteert. Deze traditionele visie a la Jenkinson zou immers een al te etatistische
benadering zijn van de arbeid en betekenis van archivarissen, namelijk slechts
het dienaar zijn voor de staat.19
De Amerikaanse archivistische denker T.R. Schellenberg formuleerde al in de
jaren zestig dat bij de selectie tot bewaring sprake moest zijn van zowel 'primary
values' voor de archiefproducerende instantie zelf als 'secondary values' voor
andere gebruikers dan de overheid waarbij hij vooral aan historici dacht. Tegelijk
beoordeelde Schellenberg het materiaal in hoge mate op de waarde van de infor
matie die erin aanwezig was. Materiaal met een hoge 'evidential value' had zijn
voorkeur, zowel in het kader van het overheidsbelang als van het belang van
andere gebruikers.20
Sedert het eind van de jaren tachtig is er echter een fundamentele verandering in
het paradigma in het bewaren van archieven op gang is gekomen. De kern ervan
is dat archieven een goede weerspiegeling moeten zijn van de samenleving die
hen voortbrengt. Archieven zouden de samenleving dienen te representeren.
Deze maatschappelijke kijk op het bewaren van archieven impliceerde een com
plete verschuiving in het archivistisch discours, namelijk van een die is gebaseerd
op de weerspiegeling van de staat naar een die gebaseerd is op de weerspiegeling
van de samenleving die de door de staat immers wordt gediend. Niet de staat
staat centraal maar de dienende rol van de staat in de samenleving en voor de
individuele burger met al zijn behoeften, wensen en tegenstellingen.
Het was vooral de Duitse archivist Hans Booms die het etatistisch paradigma,
door Schellenberg reeds gemitigeerd door zijn secondary values, als eerste pro
beerde te breken. De traditionele etatistische benadering die primair de interne
bureaucratische doelstellingen diende wenste hij te verwerpen, Bij de selectie tot
bewaring moest er zijns inziens uitgegaan worden van wat in de samenleving
leeft. Een belangrijk teken daarvan vormt datgene wat door de discussie in de
publieke ruimte wordt behandeld. Wat vindt men belangrijk, waarover wint men
zich op, welke gebeurtenissen doen zich voor: is dat niet wat er bewaard moet
worden? Deze visie betekende dat de aard van de samenleving - voor zover die
zich toont in de publieke ruimte - en niet de behoeften van de staat of van
speciale historische gebruikers zouden bepalen wat er bewaard diende te worden.
In het begin van de jaren 90 verliet Booms zijn idee dat de beweging in de
publieke opinie centraal moest staan in de bewaring en specificeerde hij dat de
beweging in de fundamentele maatschappelijke waarden en spanningen bij de
burgers cruciaal zijn. Immers, het zijn deze spanningen en activiteiten die hun
weerslag vinden in de archieven van de overheid en trouwens ook van particu
lieren. Er was in zijn visie grondig onderzoek nodig naar de vraag welke de meest
fundamentele maatschappelijke functies waren van de overheid (en andere
96
personen en organisaties in de maatschappij): wie zijn de 'key record creators'
als je kijkt naar de noden en wensen onder de burgers? Als je weet wat er aan
belangrijke dingen in de samenleving spelen zoek je daar je overheidsinstanties
(en particuliere personen en organisaties) bij en bewaar je dat materiaal. Dit
idee van 'weerspiegeling' is een fundamenteel andere benadering dan die van
de gebruikersbehoeften.
Ook in Canada - dat in archivistisch opzicht als zeer modern geldt - is men
afgestapt van een etatistische benadering zoals van Jenkinson en Schellenberg en
ook van het idee dat de gebruikersbehoeften van de staat en van historici de
discussie zouden moeten beheersen. Bovendien is men hier afgestapt van de
evidential value-benadering waarin de informatie-inhoud van archiefmateriaal
centraal staat. Het ondersteunend onderzoek ligt er wat anders dan in het geval
van Booms. In Canada onderzoekt men vooral de vaak steeds snellere ontwikke
ling van handelingen binnen de overheid zelf, ervan uitgaande dat dit de evolutie
van de belangrijke maatschappelijke verschijnselen adequaat weerspiegelt. Het
onderzoek wordt dus gericht op de scheppers van het archiefmateriaal, en niet
primair op wat er in de samenleving gaande is. Tegelijk worden ook hier niet
meer de individuele archivalia op hun inhoud beoordeeld, maar wordt het
materiaal van bepaalde maatschappelijk belangrijke taken van de overheid in
hun geheel bewaard.
Terry Cook, een grote archivistische autoriteit, heeft zich gewaagd aan een beoor
deling van het Nederlandse PIVOT-project in dit geheel. PIVOT lijkt volgens hem
op het Canadese systeem in de zin dat eerder overheidsfuncties en de daarbij
behorende taken en archieven worden beoordeeld in plaats van documenten met
een bepaalde informatie-inhoud. Maar, zo voegt hij eraan toe, de Canadese visie
is veel breder dan de Nederlandse want - en dat is erg belangrijk - in Canada
wenst men principieel ook de interactie tussen ambtenaar en burger te bewaren
en de effecten van het overheidshandelen op individuele burgers te documente
ren. Het gaat eerder om 'governance' dan om 'government', hetgeen betekent dat
de interactie tussen burger en staat, de invloed van de staat op de samenleving en
de activiteiten in de samenleving zelf evengoed aan de orde komen, naast 'the
government structures and their inward facing bureaucrats'.21 Dit betekent dat
men vanuit archivistisch standpunt grote belangstelling heeft voor dossierbe
standen en databases. De PIVOT benadering, zo merkt Cook op, concentreert
zich primair op het historisch documenteren van de interne beleids- en taakont-
wikkeling binnen de overheid. Het PIVOT-project beschouwt hij daarom in zijn
opzet eerder als etatistisch dan als maatschappelijk gericht.22
Een dergelijke interpretatie verklaart heel veel van de hiervoor beschreven selec-
tieregels en -praktijk, de strijd met de historici en het tot nu toe ontbrekende
vooronderzoek ten behoeve van het cultureel belang. Ik zou willen bepleiten dat
de selectiedoelstelling in het Nederlandse PIVOT-systeem en in de selectielijst
voor de gemeenten fundamenteel zou worden gemoderniseerd en over zou gaan
op het maatschappelijke paradigma. Als dat niet gebeurt, dan zal er een vreemde
tegenstelling blijven bestaan tussen de politiek noodzakelijk hoge culturele
waarde van de archieven in de toekomstige Nederlandse samenleving en de
WAARDERINGSTHEORIE EN ONTWIKKELING VAN WAARDERINGSMETHODEN EN -STRATEGIEËN
19 Voor het volgende zie: Terry Cook, 'What is Past is prologue', in: P.J. Horsman, F.C.J. Ketelaar,
T.H.P.M. Thomassen (red.), Naar een nieuw paradigma in de archivistiek (Den Haag 1999)
Jaarboek Stichting Archiefpublicaties 1999), 44-68.
20 Zie ook: Paul M.M. Klep, 'About ethics of appraisal of archival records', Janus 1992..2, 61-71.
PAUL M.M. KLEP VERSCHUIVENDE VISIES EN PRAKTIJKEN. ARCHIEVEN BEWAREN VOOR ONDERZOEK EN CULTUUR
21 Cook, 'What is Past is prologue', 50.
22 Cook, 'What is Past is prologue', 47-48.
97