van het Verleden. Daarin werd de zeer aanzienlijke achterstand in het onderhoud en de restauratie van het culturele erfgoed aan de kaak gesteld en tegelijk opge roepen selectiever te zijn. Om het belangrijkste te kunnen behouden en toegan kelijk te maken voor komende generaties, zouden met spoed goede procedures voor afweging en selectie moeten worden ontwikkeld en keuzen gemaakt. In de cultuurnota's 2001-2004 en 2005-2008 zijn de accenten steeds meer op krachtige verbreding van cultuurparticipatie, verdere integratie van de (steeds meer zelfstandig geworden) culturele instanties en verdere digitale openstelling en verbetering van de toegankelijkheid van het beschikbare materiaal benadrukt. Het selectieprobleem is daarmee natuurlijk niet verdwenen, doch in een ander, steeds meer cultureel licht komen te staan.10 Een concept dat goed past bij de huidige kijk op het bewaren van archieven lijkt hier het eerder vermelde maatschappelijke verschijnsel historische cultuur te zijn. Heel veel mensen hebben een intense omgang met het verleden - over hun gehele levensloop - die geen enkele wetenschappelijke pretentie heeft maar daarom niet minder belangrijk is voor henzelf en voor de samenleving. Kortom, er bestaat een brede psychologische en culturele behoefte bij individuen om na te denken over het verleden en om hun beelden uit het verleden verder te ontwik kelen.11 Die omgang met het verleden krijgt in de praktijk allerlei vormen, zoals het lezen van historische romans, het bekijken van historische films, het historisch toeris me, het deelnemen aan historische verenigingen en manifestaties en uiteraard ook het bezoeken van archieven ter wille van de persoonlijke beoefening van bij voorbeeld familiegeschiedenis en lokale geschiedenis. Voor deze burgers vormen de archieven een uiterst belangrijke bron om aan hun historische behoeften aan beelden over de samenleving - en vooral ook hun individuele plaats daarin - te voldoen. Vandaar dat archiefbestanden met levenslopen en belangrijke transities van individuen zich in buitengewoon grote belangstelling kunnen verheugen. Veel van deze informatie komt in relatie met de overheid tot stand. Dit materiaal wordt echter niet bewaard naarmate men slechts hoofdlijnen van beleids vorming bewaart. Dit punt was al in de jaren negentig een hot item. In veel opzichten raakt de omgang met het verleden ook de identiteit van het moderne individu. Velen zijn of worden zich bewust van de individueel vormen de betekenis van het verleden, of zij nu autochtoon of allochtoon zijn. Zij realiseren zich het belang van gebeurtenissen en ontwikkelingen voor henzelf, voor personen, sociale groepen en netwerken die belangrijk voor hen zijn, en voor de omgevende regio en natie waartoe zij behoren. Behalve deze rechtstreekse consumenten doen allerlei personen die producten voortbrengen voor de cultuurhistorische markt, zoals literatoren, reisorganisatoren, filmmakers, orga nisatoren van tentoonstellingen en herdenkingen, verzamelaars en genealogen een beroep op het beschikbare historisch archiefmateriaal en trouwens ook op de vele andere bewaarde informatiedragers, zoals foto's, films, video's, reclame materiaal en ander drukwerk, kaartmateriaal, enzovoort. Vandaar dat ook politiek steeds meer de eis wordt gesteld dat archieven behalve voor wetenschappers met name ook voor niet-wetenschappers moet 'opbrengen'. Cultureel investeren in de toekomst zal steeds meer in het licht van het concept van de geïndividualiseerde historische cultuur worden bezien. Men kan hierbij denken aan de belangen van zowel individuen als cultuurhistorische verenigin gen en aan de uitgebreide commerciële culturele vrije tijdssector. Blijft de vraag: wat betekende deze geleidelijke verschuiving in de perceptie van de betekenis van archieven voor de concrete selectiedoelstelling en voor de toe te passen selectie criteria? De systematiek van de selectie Op welke wijze en door wie worden de archieven geselecteerd die uiteindelijk toch dat maximale cultureel rendement zouden moeten bereiken? In culturele beleidsstukken in de sfeer van de archieven kwam men in de jaren negentig al gauw het begrip gebruikswaarde tegen. Behalve dat de overheidsorganen gebruik wensen te maken van het geselecteerd archief diende ook een zo hoog mogelijke gebruikswaarde voor de andere gebruikers in de toekomst verkregen te worden. Wetenschappers als historici werden daarbij uiteraard genoemd, maar men komt ook in 1992 de omschrijving tegen dat 'veel mensen' er deel aan dienen hebben met de stilzwijgende implicatie dat niet slechts een klein groepje ervan profiteert.12 Op de achtergrond speelt het feit dat slechts een beperkte hoeveel heid middelen beschikbaar is om archieven te selecteren, te bewaren en te ontsluiten. Het blijft nu eenmaal een politieke en trouwens ook pragmatische noodzaak om het allergrootste deel van de door de overheid vastgelegde informa tie bewust te vernietigen. Ook is uiteraard de ruimte om particuliere archieven te verwerven beperkt. Anno 2004 is de ambitie om het grote publiek te bereiken dominant en lijken de wetenschappers bijna verdwenen. Ook de overheid wordt niet meer genoemd. Ik wil mij in het verdere betoog beperken tot de praktijk van het beoordelen binnen de overheidsadministratie. Worden daar systematisch archivistische cultuur-beoordelaars ingezet die archieven en archiefbestanden telkens opnieuw op hun waarde toetsen volgens cultureel gerichte criteria? Zijn die grondig op de hoogte van de historische context van het materiaal, hebben zij een talent om de culturele veelbelovendheid ervan - ook voor de individuele burger - te beoordelen en zijn zij bereid en ook in staat verantwoordelijkheid voor deze culturele selectie te dragen? Het antwoord is voor het overgrote deel ontkennend: in de praktijk van de selectie worden vooral concrete regels toegepast. Veel van deze selectie- regels gelden voor lange tot zeer lange termijnen. Alleen bij de opstelling van de globale selectiecriteria in 1991 zijn archivarissen betrokken geweest, evenals bij latere aanvullingen van de criteria in 1997. Voor de overheidsarchieven worden de selectielijsten sinds 1991 opgesteld volgens de methode Institutioneel Onderzoek. Deze lijsten worden vaak al direct toegepast binnen de administraties die archieven vormen, lang voordat het materiaal naar de archiefdepots wordt overgebracht. In 2002 hebben de ministe ries het Interdepartementaal Platform voor Selectievraagstukken (IPS) opgericht om onderling de selectieknelpunten te bespreken. WAARDERINGSTHEORIE EN ONTWIKKELING VAN WAARDERINGSMETHODEN EN -STRATEGIEËN 10 Pantser of Ruggengraat. Cultuurnota 1997-2000 (Den Haag 1996) 71-72; Cultuur als Confrontatie. Cultuurnota 2001-2004 (Den Haag 2000) en Meer dan de Som. Cultuurnota 2005-2008 (Den Haag 2004). 11 Zie noot 6. 88 PAUL M.M. KLEP VERSCHUIVENDE VISIES EN PRAKTIJKEN. ARCHIEVEN BEWAREN VOOR ONDERZOEK EN CULTUUR 12 Investeren in cultuur. Nota Cultuurbeleid 1993-1996, 109. 89

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2004 | | pagina 46