Nederlandse en Belgische archieven en derhalve uiteraard subjectief. Voor de beoordeling van de informatiewaarde van archieven bestaat nog geen systeem dat zich zelf heeft bewezen, al experimenteert het Nationaal Archief met de zogenaamde Historisch-Maatschappelijke Analyse (HMA) en Archiefanalyse (AA). De resultaten van deze veelbelovende, nieuwe instrumenten om de informatiewaarde van archieven te meten en tot een verantwoorde selectie te komen zijn echter nog niet bekend6. Persoonsdossiers zijn documenten die door anderen zijn aangelegd met gegevens over één bepaalde persoon. Persoonsdossiers zijn dus persoonsgegevens, maar niet alle persoonsgegevens zijn ook persoonsdossiers. Een voorbeeld zijn de vaak omvangrijke verzamelingen van brieven van politici, die men vooral in het Nationaal Archief aantreft. De schrijver stelt hierin de ander op de hoogte van zijn belevenissen, vraagt en antwoordt op eerdere brieven en vermengt dat alles met wat hij denkt en voelt. De geadresseerde reageert daar weer op, zodat een intensieve en over een langere periode volgehouden correspondentie het mogelijk maakt de persoonlijkheid van de schrijvers te analyseren.7 Het doel van een briefwisseling is echter doorgaans om met elkaar te communiceren. Bij notulen, een ander nog meer voorkomende bron, ligt de relatie met persoonsgegevens niet voor de hand, maar toch kunnen zij volgens sommigen in bepaalde gevallen zoveel informatie over personen bevatten dat je hun karakter eruit af kunt leiden8. Strikt genomen kunnen notulen dus zoveel gegevens over nog levende personen bevatten dat ze volgens de Wet Bescherming Persoonsgegevens vernietigd of voor een lange termijn voor raadpleging gesloten zouden moeten worden. Dit plaatst de beheerder in de praktijk voor bijna onoplosbare proble men en men mag zich afvragen of de ontwerpers van deze wet zich daarvan wel rekenschap hebben gegeven. Persoonsdossiers kunnen weer worden onderverdeeld in twee groepen, namelijk dossiers waarin gepoogd is een zo volledig mogelijk beeld te geven van een persoon en zijn leef- en werkomgeving en dossiers waarin alleen een bepaald facet van de persoon wordt weergegeven. Een voorbeeld van de eerste groep zijn de cliëntendossiers aangelegd door een sociale dienst of een maatschappelijk werker of de dossiers met stukken over de aanvrage voor een decoratie, bij de tweede groep kan men denken aan de aangifte voor de inkomstenbelasting of een memorie van successie. Deze twee laatsten geven alleen de inkomenssituatie en de vermogenssituatie van één persoon op een bepaald moment weer. Een zich informerende overheid Historisch gezien werden er vóór 1800 al wel persoonsdossiers aangelegd, maar pas in de negentiende eeuw nam dit verschijnsel een grote omvang aan. Armbesturen noteerden reeds in de zeventiende eeuw in bedelingsregisters allerlei bijzonderheden over hun klanten, maar dit gebeurde niet systematisch en er bestonden nauwelijks regels voor9. Een ander vroeg voorbeeld van persoons dossiers zijn dossiers van strafzaken, die men vooral voor de periode 1600-1811 nog op grote schaal tegenkomt in archieven van rechterlijke instanties. De acht- tiende-eeuwse strafdossiers met hun vaak uitgebreide getuigenverhoren en aanklachten hebben zich in het historisch onderzoek een grote populariteit ver worven. Na 1811 werden de zaakdossiers van minder zware strafzaken echter doorgaans vernietigd, zodat het curieuze verschijnsel zich voordoet dat we voor de achttiende eeuw meer en detail over criminaliteit zijn geïnformeerd dan voor de negentiende eeuw.10 De in 1789 in Europa aanvangende periode van de grote revoluties introduceerde in veel landen van het Europese continent een andere taakopvatting van de over heid. Deze diende een veel actievere rol te spelen in het maatschappelijk leven. De oudste Nederlandse grondwet uit 1798 bepaalde dat het Vertegenwoordigend Lichaam de taak had om het 'Nationaal Charakter' te verbeteren en de goede zeden te bevorderen en dat er wetgeving moest komen die de gezondheid van de burgers kon bevorderen. Dat vloeide ook logisch voort uit het allereerste artikel van deze voor die tijd uiterst vergaande grondwet: 'Het oogmerk der maatschap pelijke vereeniging is beveiliging van persoon, leven, eer en goederen, en beschaaving van verstand en zeden.'11 Het hele document is doordesemd van de gedachte dat de overheid, en dan vooral de nationale overheid, dit moest doen of op zijn minst moest bevorderen. De overheid moest zich echter om deze preten ties waar te kunnen maken eerst informeren. In veel landen, ook in de Bataafse Republiek, gingen overheden ertoe over om middels schriftelijke enquêtes informatie te verzamelen over een grote variëteit aan onderwerpen. Op deze wijze ontstonden databanken op basis waarvan een beleid op stapel kon worden gezet.12 De oudste Nederlandse grondwet legde tevens de grondslag voor een wettelijke privacybescherming. De overheid maakte zich op om voor zijn burgers te zorgen en hen te beschaven, maar moest volgens artikel 1 het leven, de eer en de persoon van diezelfde burgers ook beschermen. Des te opvallender dat de privacybescherming in Nederland pas in 1971 een voorwerp van aanhoudende zorg werd, dat de eerste wettelijke regeling, een aanwijzing van de Ministerraad, van 1975 dateert en dat er in 1989 een inmiddels al weer vervangen wet kwam die de instelling beval van een orgaan dat de wet moest handhaven.13 NIEUWE INSTRUMENTEN EN INZICHTEN 6 Zie hiervoor de bijdrage van Noor Schreuder in deze bundel. 7 Een voorbeeld: Nico Markus ed., met een inleiding door Fritjof Tichelman, 'Waarom schrijf je nooit meer?' Briefwisseling Henriette Roland Holst - Henk Sneevliet (Amsterdam 1995). 8 F.C.J. Ketelaar, 'Elke handeling telt. Archiefdiensten en de Wet Bescherming Persoonsgegevens', Nederlands Archievenblad, 104 (2000), mei, p. 19. 9 Twee voorbeelden: Hilde van Wijngaarden, Zorg voor de kost: armenzorg, arbeid en onderlinge hulp in Zwolle, 1650-1700 (Amsterdam 2000) en de jaarrekeningen van de Negen Blokken in 's-Hertogenbosch. Dit waren wijkorganisaties die voor de in die wijk wonende armen bestemde fondsen beheerden. De blokmeesters vermeldden in hun rekening geregeld waarom iemand gesteund werd om vragen van de oud-blokmeesters die de rekening afhoorden te voorkomen. 224 TON KAPPELHOF PERSOONSDOSSIERS - MEER DAN DE MOEITE WAARD 10 Bevindingen van eigen, nog niet gepubliceerd onderzoek in negentiende-eeuwse archieven van diverse soorten lagere rechtbanken (kantongerecht, vredegerecht, rechtbank eerste aanleg en arrondissements rechtbank). Een voorbeeld van een monografie die grotendeels gebaseerd is op procesdossiers in strafzaken en gerelateerde documenten: Lotte Constance van de Pol, Het Amsterdams hoerdom. Prostitutie in de zeventiende en achttiende eeuw (Amsterdam 1996). 11 F.R. Böhtlingk e.a. (ed.), Van Hasselt verzameling van Nederlandse staatsregelingen en grondwetten (15e druk; Alphen aan den Rijn 1964) 17-103, artikelen 1 en 47-48. 12 Ch. Jeurgens en P.M.M. Klep, Informatieprocessen van de Bataafs-Franse overheid 1795-1813 (Den Haag 1995). Het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis maakte een nog niet voltooide, maar al wel digitaal gepubliceerde ingang op dit materiaal die op zijn website te raadplegen is (zoek op periode of op trefwoord 'informatieverzoeken'). 13 P.R. te Slaa, Persoonsregistraties. Een institutioneel onderzoek naar het beleidsterrein persoonsregistraties 1968-2000 ('s-Gravenhage 2000; PIVOT-rapport nr. 106), pp. 19-33. 225

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2004 | | pagina 114