Fase 1De waarneming en interpretatie De waarneming - een interactie tussen zintuigen en het zenuwstelsel (in casu de hersenen) - is voer voor psychologen en filosofen, en niet alleen voor hen. Vragen over wat een waarneming is, wat waarneembaar is en aan welke criteria een waarneming moet voldoen, nemen in wetenschappelijk onderzoek een belangrijke plaats in. Er zijn veel definities, waar, hoe kan het ook anders, weinig overeenstemming over is.11 Ik kies hier voor een mijns inziens toegankelijke definitie van Umberto Eco. Eco omschrijft een waarneming als 'een complexe handeling, een interpretatie van de zintuiglijke gegevens, waarin geheugen en cultuur een rol spelen en die afgesloten wordt met het bevatten van de aard van het object'.12 Eco onderkent hierbij impliciet in het waarnemingsproces verschillende momenten waarop wordt gewaardeerd, geselecteerd en/of verwijderd, namelijk bij 'de interpretatie van de zintuiglijke gegevens', binnen 'de rol die is weggelegd voor geheugen en cultuur', alsmede in het proces van 'het bevatten van de aard van het object'. De waarneming vindt bewust of onbewust plaats. Aan die waarneming wordt in de regel bijna onmiddellijk een (intuïtieve) betekenis toegevoegd, een betekenis die in relatie staat tot de context waarbinnen wordt waargenomen, de context waarbinnen het object van waarneming zich bevindt en de context waarbinnen de waarnemer zich beweegt. Ik relateer het proces aan de informatiecyclus.13 Aan een feit dat is waargenomen, wordt wel of geen betekenis toegevoegd, de gegevens kunnen informatie worden. Als informatie is ontstaan, is het nog maar de vraag of zij ook wordt geïnterpreteerd, bewerkt, gecombineerd met andere informatie, kennis en/of ervaring(en), ergo, of er dan wel of geen (bredere) kennis wijs heid ontstaat. In dit proces kan - via verschillende momenten van waardering, selectie en verwijdering - een waarneming in een verbeelding of een statement worden omgezet en onder woorden worden gebracht. Nadat een verbeelding tot stand is gebracht, wordt de keuze gemaakt om die verbeelding te vergeten, te verdringen of te onthouden. Het onthouden staat hier gelijk aan het opslaan van de feiten, gegevens, informatie, kennis of wijsheid in het eigen geheugen. De opgeslagen zaken worden als het ware 'voor jezelf gehouden'. Onderdeel van dit opslaan is het meegeven van kenmerken waardoor de feiten, gegevens enzovoorts kunnen worden gelokaliseerd en opgehaald. Het al dan niet delen van de kennis en/of het vastleggen daarvan op een gegevensdrager is een volgende stap in het proces. Deze fasen in het proces zijn beschreven in de volgende paragraaf. Binnen de context van de archivistiek kan ik niet voorbij gaan aan de bureaucra tisering en institutionalisering van de waarneming. Vanuit archivistisch oogpunt is niet alleen de individuele waarneming van belang, maar ook de geïnstitutiona liseerde waarneming die de verbinding legt met het belang dat eraan gehecht wordt in de institutie. Institutionalisering van de waarneming ontkent niet de vrijheidsgraden voor interpretatie door het individu maar relativeren die. De keuzes zijn al gemaakt, staan voorgeschreven in de canon. De canon, letterlijk 'regel, richtsnoer; maatstaf, norm'14, gebruik ik hier in de betekenis van procedu re, protocol, wet- en regelgeving, enzovoorts. Daarin is immers vastgelegd welke gegevens wel en welke uiteindelijk niet buiten het persoonlijk domein moeten worden gebracht; een en ander vormgegeven in een procedure voor opname van feiten, gegevens en informatie. Zie verder fase 3. Fase 2. Hel geheugensysteem Het geheugensysteem betreft het geheel van vormen waarin informatie wordt vastgelegd.15 Ook de opslag van te onthouden feiten, gegevens, informatie neemt verschillende vormen aan. In het geheugensysteem is de verbeelding het state ment opgeslagen. Op welke wijze wordt opgeslagen, is een bewuste keuze. Er kan op een zodanige manier worden opgeslagen dat de verbeelding het state ment, maar ook feiten, gegevens en informatie via interne mnemotechnieken worden gelokaliseerd. Daarnaast kan een verbeelding/statement, feiten, gegevens en informatie met derden worden gedeeld, bijvoorbeeld in de vorm van een persoonlijke ervaring of herinnering. Dit geschiedt door communicatie, als zijnde een voorwaarde voor het kunnen delen van ervaringen. Deze met derden gedeelde verbeeldingen/statements kunnen, zo schrijft de Israëlische filosoof Avishai Margalit, worden opgenomen in het geheugensysteem van derden en dragen zo bij tot het collectieve geheugen via instituties zoals archieven, of via gemeenschappelijk geheugensteunen zoals monumenten en straatnamen.16 De via communicatie gedeelde persoonlijke verbeeldingen/statements kunnen ook een eigen leven gaan leiden en bijdragen tot mythevorming en/of de NIEUWE INSTRUMENTEN EN INZICHTEN 11 Voor een overzicht van de meest invloedrijke antwoorden op de vraag wat waarneming is, zie Lambert Wiesing, Philosopie der Wahrnehmung. Modelle und Reflexionen (Frankfurt am Main, 2002). In deze capita selecta zijn fragmenten over de waarneming uit geschriften van 22 filosofen opgenomen, waaronder René Descates, John Locke, Emanuel Kant, Georg Wilhelm Friedrich Hegel en Bertrand Russell. 12 Umberto Eco, Kant e l'ornitorinco 1997. In het Nederlands vertaald door Minne Gerben de Boer als Kant en het vogelbekdier (Amsterdam, 2001), p. 76. 13 De informatiecyclus bestaat volgens de documentaire informatiewetenschappen uit de componenten feiten, gegevens, informatie, kennis en wijsheid. Deze componenten staan in onderlinge relatie tot elkaar waarbij een bepaalde procesvolgorde is te onderkennen. Feiten zijn objectief waarneembare gebeurtenissen of omstandigheden, gegevens in het verlengde daarvan, zijn objectief waargenomen feiten. Gegevens kunnen tot informatie worden als daaraan een betekenis wordt toegevoegd, zij kunnen als dan worden geïnterpreteerd en bewerkt. Het integreren van informatie met andere informatie, andere kennis en/of ervaring die al aanwezig is, ontstaat nieuwe kennis. Bij wijsheid, de 'laatste' stap, leidt de opgedane kennis tot inzicht en verstand hoe deze moet worden gebruikt. Zie Albert Boekhorst, 'Van feiten tot kennis. Informatiecontinuüm', Archievenblad, 107/2 (maart 2003), p. 53. 14 G. Geerts, H. Heestermans, Van Dale. Groot woordenboek der Nederlandse taal. (Utrecht Antwerpen, 1984), lemma 'canon'. 212 HANS WAALWIJK MOMENTEN VAN WAARDERING, SELECTIE EN VERWIJDERING 15 Definities voor het geheugensysteem lopen in reikwijdte uiteen, afhankelijk van de discipline waarbinnen het begrip wordt gebezigd. Onder een geheugensysteem kan worden begrepen het geheel van methoden waarmee de mens informatie vastlegt ten einde deze te onthouden en/of te communiceren. Het vastleggen geschiedt via mnemotechniek of mnemoniek. Er zijn twee soorten geheugensystemen, de interne- mnemotechnische en de externe-mnemotechnische. Beide kunnen verschillende vormen aannemen. Tot de interne-mnemotechnieken horen alle soorten van geheugenkunst (ars memoriae)waarbij herinneringen zo worden geordend dat zij weer kunnen worden gelokaliseerd. Gegevens worden bijvoorbeeld door middel van associaties of repeteer-, rijm- en verstechnieken onthouden, gereproduceerd en eventueel worden overgedragen, gerepeteerd en gecommuniceerd. Naast de interne-mnemotechnieken staan de externe- mnemotechnieken. Er zijn veel verschillende vormen van externe-mnemotechnieken. Een ding hebben ze met elkaar gemeen, de gegevens worden geëxternaliseerd, of opgeslagen in het prothetisch geheugen, kunstmatig geheugen of (Artificial) Memory System. Externalisering leidt tot vastlegging op een gegevens drager, ongeacht de vorm. 16 Avishai Margalit, The Ethics of Memory (Cambridge Mas, London, 2002), p. 54, pp. 63-65. 213

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2004 | | pagina 108